Nummer 24/41579/GM
Betreft klager
Datum 26 november 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat zijn medische gegevens, ondanks zijn daartoe strekkende verzoek, niet tijdig uit het medisch dossier zijn verwijderd.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager verbleef eerder in de PI Arnhem. Hij heeft daar meermalen een verzoek gedaan tot het verwijderen van de gegevens uit zijn medisch dossier, wat niet is gebeurd. Hij heeft om die reden beroep ingesteld tegen het handelen van de inrichtingsarts van de PI Arnhem (24/41346/GM).
Op 12 maart 2024 is klager overgeplaatst naar de PI Leeuwarden. In de PI Leeuwarden bleek dat de gegevens nog steeds niet uit zijn medisch dossier waren verwijderd. Hij heeft daarom ook in de PI Leeuwarden verzocht om de gegevens uit zijn medisch dossier te vernietigen. Ook daar is geen gehoor gegeven aan zijn verzoek. De directeur van de inrichting heeft op het beroepschrift gereageerd en gesteld dat er pas op 3 juni 2024 een schriftelijk verzoek tot verwijdering van gegevens uit klagers medisch dossier is ingediend, maar dat klopt niet. Klager heeft, zoals gezegd, direct bij zijn overplaatsing uit de PI Arnhem een verzoek daartoe ingediend. Klager heeft op 24 mei 2024 een klacht ingediend toen er niet aan zijn verzoek was voldaan.
Standpunt van de inrichtingsarts
Uit onderzoek is gebleken dat klager op 3 juni 2024 bij de inrichtingsarts een schriftelijk verzoek heeft ingediend om de gegevens uit zijn medisch dossier van vóór 24 mei 2024 te vernietigen. De inrichtingsarts heeft hierop onderzoek gedaan naar de mogelijke bezwaren in verband met lopende medicatie en onderzoeken. Ook is nadrukkelijk de vraag gesteld of er nog lopende procedures waren waarvoor de gegevens nodig zou zijn. Dat was voor klager niet het geval. Op 13 juni 2024 is een verzoek gedaan bij het functioneel beheer van MicroHIS om de gegevens uit het medisch dossier te verwijderen. Op 4 juli 2024 kwam de melding binnen dat vrijwel alle medische gegevens waren verwijderd, behalve twee regels in verband met de nog lopende medicatie. Hierop heeft de inrichtingsarts geacteerd en op 5 juli 2024 zijn ook die gegevens uit het dossier vernietigd.
3. De beoordeling
Klager heeft in de PI Arnhem verzocht om het vernietigen van de gegevens uit zijn medisch dossier. Tegen het handelen van de inrichtingsarts in de PI Arnhem heeft klager beroep ingesteld (24/41346/GM). In die zaak heeft het hoofd zorg van de PI Leeuwarden per e‑mail van 30 mei 2024 bericht dat de medische dienst van de PI Leeuwarden bezig is om aan klagers verzoek tot vernietiging van gegevens uit het medisch dossier te voldoen, maar dat klager nog door de inrichtingsarts moet worden gezien om hem op de gevolgen van het verwijderen van de gegevens te wijzen en dat pas dan tot vernietiging van de gegevens uit het medisch dossier wordt overgegaan.
De beroepscommissie stelt vast dat er op 24 mei 2024 namens klager een verzoek tot bemiddeling is gedaan en dat het verzoek om de gegevens uit het medisch dossier te vernietigen op 30 mei 2024 bekend was in de PI Leeuwarden. De beroepscommissie stelt vast dat de inrichtingsarts op 13 juni 2024 het functioneel beheer van MicroHIS heeft verzocht klagers gegevens uit het medisch dossier te vernietigen.
Binnen welke termijn moet aan een verzoek tot vernietigen worden verwijderd?
Artikel 7:455, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek stelt geen termijn waarbinnen de hulpverlener op een daartoe strekkend verzoek van de patiënt gegevens dient te vernietigen. Deze termijn bedroeg drie maanden maar is met ingang van 28 juli 2018 met terugwerkende kracht – tot en met 25 mei 2018, toen de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing werd – komen te vervallen. Ingevolge artikel 12, derde lid, van de AVG in verbinding met artikel 7:455, eerste lid, van het BW dient de hulpverlener de patiënt nu onverwijld en in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek informatie te verstrekken over het gevolg dat aan het verzoek is gegeven. Afhankelijk van de complexiteit van de verzoeken en van het aantal verzoeken, kan die termijn indien nodig met nog eens twee maanden worden verlengd.
Inhoudelijke beoordeling
De beroepscommissie gaat er bij haar beoordeling van uit dat de in artikel 12, derde lid, van de AVG bedoelde termijn op 24 mei 2024, op het moment van het verzoek om bemiddeling, is gaan lopen. Hoewel klager zich op het standpunt heeft gesteld dat hij kort na zijn overplaatsing op 12 maart 2024 heeft verzocht om de gegevens uit het medisch dossier te vernietigen, vindt die stelling geen steun in het (medisch) dossier.
Uit het dossier volgt dat de inrichtingsarts naar aanleiding van klagers verzoek onderzoek heeft gedaan naar de mogelijke bezwaren tegen het vernietigen van de gegevens uit het medisch dossier in verband met medicatie en lopende onderzoeken en eventuele procedures. De inrichtingsarts heeft op 13 juni 2024 het functioneel beheer verzocht om klagers gegevens uit het medisch dossier te vernietigen. Op 4 juli 2024 is de inrichtingsarts ervan op de hoogte gesteld dat klagers gegevens op twee regels na uit het medisch dossier waren verwijderd. De inrichtingsarts heeft er vervolgens voor gezorgd dat deze twee regels een dag later alsnog zijn vernietigd.
De beroepscommissie stelt vast dat de procedure tot het vernietigen van klagers gegevens uit het medisch dossier direct is gestart en dat binnen een maand aan klagers verzoek uitvoering is gegeven. Naar het oordeel van de beroepscommissie is de inrichtingsarts daarbij niet tekortgeschoten.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts dan ook niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Afspraken over gegevens uit het medisch dossier
De beroepscommissie constateert dat klager in korte tijd herhaaldelijk en in verschillende PI’s heeft verzocht gegevens uit zijn medisch dossier te vernietigen. De beroepscommissie geeft klager in overweging om in overleg te treden met de medische dienst, zodat er afspraken kunnen worden gemaakt over wanneer welke gegevens – als zij niet langer nodig zijn – uit het medisch dossier worden vernietigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 26 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. N.C.J.A.M. Kochx en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter