Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1161/GA - herziene uitspraak, 15 januari 2009, beroep
Uitspraakdatum:15-01-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1161/GA – herziene uitspraak

betreft: [klager] datum: 15 januari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 april 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2008, gehouden in de locatie Zoetermeer, is klager gehoord. De directeur heeft schriftelijk bericht niet te zullen verschijnen op de zitting. De directeur is vervolgens in de gelegenheid gesteld te
reageren op het verslag van de zitting van 3 oktober 2008. Hierop is geen reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep omdat hij de beslissing van de beklagcommissie, die volgens de daarop
gestelde aantekening is verzonden op 25 april 2008, niet heeft ontvangen. Klager kreeg de uitspraak pas alsnog toegezonden nadat hij de beklagcommissie had gebeld waar de uitspraak bleef.
Klager mocht een kleine doos meenemen. Hierin zaten onder meer zijn tandenborstel en enkele foto’s van zijn vrouw. Er zijn drie dozen achtergebleven in de inrichting: een doos met levensmiddelen, een doos met dossiers en een doos met nette kleding.
Aanvankelijk mocht klager zijn kleren in een tas op schoot meenemen. Dit werd hem later weer geweigerd. Klager heeft het personeel erop gewezen dat het dure kleren betreft en gezegd dat zijn vrouw deze wilde komen ophalen. Hiervoor werd echter geen
toestemming verleend.
Klager heeft de dozen zelf ingepakt en zijn naam en registratienummer erop geschreven. Klager weet de naam van de p.i.w.-er die hem daarbij heeft geholpen niet meer. Klager merkt ten aanzien van de vrachtbrief, die melding maakt van twee dozen, op dat
hij deze niet heeft getekend. Klager begrijpt verder niet hoe de beklagcommissie tot de slotsom komt dat niet aannemelijk is geworden dat de betreffende kleren aanwezig waren. Klager verwijst naar de invoerlijsten waar het tegendeel duidelijk uit
blijkt. Klager meent dat hij onheus wordt bejegend.

De directeur wijst erop dat de beroepscommissie op 25 juli 2008 onherroepelijk heeft beslist op onderhavig beroep. De directeur maakt bezwaar tegen een nieuwe (inhoudelijke) beoordeling van het beroep.

3. De beoordeling
In haar uitspraak van 25 juli 2008 heeft de beroepscommissie klager niet-ontvankelijk in zijn beroep verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van beroep. In de brief van klager van 4 augustus 2008 waarin hij aangeeft de
uitspraak
van de beklagcommissie aanvankelijk niet te hebben ontvangen, ziet de beroepscommissie aanleiding het beroep alsnog inhoudelijk te beoordelen.

Klager stelt na zijn overplaatsing van het h.v.b Haarlem naar het h.v.b. Ter Apel in oktober 2007 goederen te missen. Op grond van de stukken is vast komen te staan dat klager zijn goederen in het h.v.b. Haarlem zelf in dozen heeft ingepakt. Omtrent
het aantal dozen lopen de lezingen van klager en die van de directeur uiteen. Klager stelt dat er drie dozen zijn achtergebleven en dat hij één doos mocht meenemen. De directeur stelt dat de goederen van klager die hij niet zelf mocht meenemen door
klager en een personeelslid in twee grote dozen zijn ingepakt en dat klager verder één doos mocht meenemen. Uit de vrachtbrief van 18 oktober 2007 met nummer 172912, blijkt dat twee, en niet drie, dozen zijn nagezonden. De beroepscommissie acht
onvoldoende aannemelijk geworden dat bij het vertrek van klager drie dozen in het h.v.b. Haarlem zijn achtergebleven. De zich bij de stukken bevindende invoerlijsten bieden onvoldoende bewijs voor klagers stelling dat hij de goederen die hij stelt te
missen op het tijdstip van zijn overplaatsing (nog) in zijn bezit had. Gelet op het vorenstaande heeft de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag beslist. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en prof. dr. mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 15 januari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven