Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42994/TA, 20 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          24/42994/TA

Betreft [klager]

Datum 20 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing tot het (tijdelijk) opschorten van zijn transmuraal verlof op 17 juli 2024.

De beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen (hierna: de instelling) heeft op
20 augustus 2024 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Me 2024-317). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager stelt zich op het standpunt dat hij onterecht niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag, omdat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft zelf een met de hand geschreven klacht in een envelop gedaan en deze envelop afgegeven op het kantoor van de instelling. Naar eigen zeggen heeft hij dit binnen zeven dagen, dus tijdig, gedaan nadat hem de beslissing tot het (tijdelijk) opschorten van zijn transmuraal verlof op 17 juli 2024 was uitgereikt. Uit de uitspraak van de beklagrechter volgt weliswaar dat op de envelop als datum 2 augustus 2024 vermeld staat, maar volgens klager heeft hij zijn klaagschrift veel eerder ingediend. Dat de instelling zijn klaagschrift kennelijk pas later per post heeft verzonden, kan hem niet worden aangerekend.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Het hoofd van de instelling heeft in beroep geen standpunt ingenomen.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 58, vijfde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Als  dag waarop het klaagschrift is ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris dan wel de dagtekening, bedoeld in het tweede lid van voormeld artikel. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is toch ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers transmuraal verlof bij beslissing van 17 juli 2024 op grond van artikel 50, derde lid, van de Bvt (tijdelijk) is opgeschort en dat klager daarvan diezelfde dag kennis heeft gekregen. De beklagtermijn is dus op 18 juli 2024 aangevangen en liep tot en met (woensdag) 24 juli 2024. Het klaagschrift is op 5 augustus 2024 door de secretaris van de commissie van toezicht ontvangen. Daarmee is het beklag buiten de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen ingesteld.

Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn er geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Klager heeft de beslissing tot het (tijdelijk) opschorten van zijn transmuraal verlof op 17 juli 2024 ontvangen. In die beslissing staat vermeld hoe en binnen welke termijn klager hiertegen beklag kan indienen. Verder volgt uit de uitspraak van de beklagrechter dat de envelop met
het klaagschrift pas op 2 augustus 2024, ruim buiten de wettelijke beklagtermijn, per post is verzonden. Klager heeft aangevoerd dat hij zijn klaagschrift tijdig, in elk geval eerder dan op 2 augustus 2024, bij de instelling heeft ingediend en dat de instelling deze kennelijk pas later op de post heeft gedaan. Onduidelijk is echter wanneer klager de envelop met het klaagschrift ter verzending per post heeft afgegeven. Gelet hierop en in aanmerking genomen de periode tussen de datum van ontvangst van de bestreden beslissing en de datum van ontvangst van het klaagschrift, is niet aannemelijk geworden dat het aan de instelling is te wijten dat de post niet uiterlijk op 23 juli 2024 is verzonden. Niet kan worden geoordeeld dat klager het klaagschrift zo spoedig heeft ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.

De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beklag. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Dit betekent dat de beroepscommissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beklag.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 20 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. D. van der Sluis en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. J.M.M. van den Hoek, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven