Nummer 24/44449/SGA
Betreft verzoeker
Datum 15 november 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
verzoeker (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden (hierna: de directeur) heeft beslist dat verzoeker geen telefoongesprekken met zijn schoonzus mag voeren en dat haar de toegang tot de inrichting wordt ontzegd, voor de duur van zes maanden, ingaande op
29 oktober 2024 om 17:00 uur en eindigend op 28 maart 2025 om 17:00 uur
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek is ingeschreven als klaagschrift (LW 2024–756).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat deels het geval.
Uit de stukken komt naar voren dat aan verzoeker verschillende toezichtmaatregelen zijn opgelegd in het kader van zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico, waaronder de toezichtmaatregel ‘screenen persoonlijke contacten’. Hij heeft zijn schoonzus voor screening opgegeven. Uit de opgevraagde informatie van het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid en het Gedetineerden Recherche Informatiepunt blijkt dat zijn schoonzus betrokken is geweest bij voortgezet crimineel handelen in detentie. De directeur stelt dat uit informatie van de PI Nieuwegein is gebleken dat zijn schoonzus de afgelopen twee jaar geld heeft overgemaakt/ontvangen van ongeveer 25 gedetineerden waarbij zij gebruik heeft gemaakt van twee verschillende rekeningnummers.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk geworden dat de bestreden beslissing noodzakelijk is met het oog op (een van) de in artikel 36, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) genoemde belangen, zodat de bestreden beslissing niet zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Verder is de voorzitter niet gebleken van strijd met (een recht op grond van) het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zoals verzoeker stelt. Het verzoek zal dan ook in zoverre worden afgewezen.
Op grond van het bepaalde in artikel 6 van de Regeling toelating en weigering bezoek en beperking telefooncontacten penitentiaire inrichtingen (Stcrt. 20 april 2006, nr. 77 / pag. 10) (hierna: de Regeling) is de beslissing tot het weigeren van bezoek voor de maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Pbw alsmede de beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek voor de maximumtermijn van twaalf maanden als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Pbw slechts aan de orde in drie gevallen (a. een gedetineerde die wordt verdacht van een terroristisch misdrijf, b. een gedetineerde die al dan niet onherroepelijk is veroordeeld tot het begaan van een terroristisch misdrijf, c. een gedetineerde waarbij de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven een weigering voor een zo lang mogelijke termijn vergt). In andere gevallen wordt, zo komt naar voren uit de toelichting van de Minister op de wijziging van artikel 38 van de Pbw (TK 2005-2006, 30171, nr. 6), aansluiting gezocht bij de eerdere (maximale) duur van dergelijke ontzeggingen, te weten drie maanden.
Noch uit de beslissing van de directeur, noch uit de reactie op het schorsingsverzoek, blijkt dat het bij de door de directeur opgelegde ontzegging van het bezoek en de weigering om verzoeker telefoongesprekken te laten voeren met zijn schoonzus gaat om gevallen als bedoeld in artikel 6 van de Regeling. Gelet daarop is de beslissing van de directeur – naar het oordeel van de voorzitter – genomen in strijd met artikel 6 van de Regeling, voor zover de maatregelen langer duren dan drie maanden. Gelet op het voorgaande komt de bestreden beslissing voor schorsing in aanmerking voor zover de maatregelen de duur van drie maanden te boven gaan. Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 29 januari 2025 om 17:00 uur tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 15 november 2024 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. L.M. Uljee, secretaris.
secretaris voorzitter