Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35312/GA, 14 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          23/35312/GA                          

Betreft [klager]

Datum 14 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het insluiten tijdens de arbeidsuren en het verblijven op een te kleine cel. De beklagrechter bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen heeft op 18 juli 2023 klager niet‑ontvankelijk verklaard in zijn beklag (Nh 2023-246). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. H.M.W. Daamen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie Norgerhaven (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De stukken bevatten echter voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

 

Ontvankelijkheid in beroep

De directeur voert aan dat klager niet tijdig beroep heeft ingesteld. Het afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie is op 19 juli 2023 verzonden. Het beroepschrift dateert van 7 augustus 2023. De stelling van klager is dat hij het afschrift van de uitspraak op – zo leest de beroepscommissie – 31 juli 2023 heeft ontvangen. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen. Gelet daarop heeft klager tijdig beroep ingesteld en zal de beroepscommissie klager ontvangen in zijn beroep.

 

Beklagprocedure

Klager heeft in beroep aangevoerd dat hij in de beklagprocedure niet in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk te reageren op het verweerschrift. Ook zou hij niet in de gelegenheid zijn gesteld om te worden gehoord. Voor zover klager meent dat de beklagrechter hiermee procedurefouten heeft gemaakt, merkt de beroepscommissie op dat deze voor de behandeling van het beroep niet relevant zijn, omdat het beklag in beroep opnieuw wordt beoordeeld. De beroepscommissie gaat hier daarom aan voorbij.

 

Inhoudelijke beoordeling

De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagrechter klager terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag heeft verklaard. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. In aanvulling op de overwegingen van de beklagrechter overweegt de beroepscommissie als volgt.

 

Insluiten tijdens de arbeidsuren

Klager beklaagt zich over het insluiten tijdens de (reguliere) arbeidsuren, nadat hij terugkeert op cel van zijn plusbaantje uit de keuken met afwijkende arbeidsuren. Conform de huisregels wordt een gedetineerde ingesloten indien hij niet deelneemt aan een activiteit. Klager beklaagt zich dus over de toepassing van een algemene regel. Tegen de toepassing van een algemene regel staat geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Van strijd met hogere wet- of regelgeving is niet gebleken (vergelijk RSJ 1 november 2024, 23/33900/GA).

Klager heeft nog aangevoerd dat hij niet klaagt over algemeen beleid, maar over de toepassing in zijn individuele geval. Klager zou echter pas ontvankelijk in zijn beklag kunnen zijn als hij de directeur expliciet verzoekt om in zijn geval een uitzondering op het algemeen beleid te maken. Van een dergelijk verzoek is niet gebleken.

Te kleine cel

Klager meent daarnaast dat hij verblijft in een te kleine cel. Klagers cel is kennelijk niet wezenlijk anders dan de andere cellen in de locatie Norgerhaven. Het beklag is dan ook gericht tegen een algemene situatie, die niet specifiek klager betreft. Daarom is het beklag vergelijkbaar met een beklag tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met wet- of regelgeving.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het feit dat de bouw van de PI Veenhuizen is aangevangen voor 1996. Daarom is artikel 13 van de Regeling eisen verblijfsruimte penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) van toepassing, waarin een overgangsbepaling is opgenomen. De beroepscommissie constateert met het oog op deze overgangsbepaling dat de cellen van de PI Veenhuizen, locatie Norgerhaven, niet hoeven te voldoen aan de ruimtelijke eisen van de verblijfsruimtes die zijn gesteld in artikel 3 van de Regeling. Er is dus niet gebleken van strijd met wet- of regelgeving.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 14 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M. Iedema, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. A. Jongsma, leden, bijgestaan door mr. S.J.S. Uiterweerd, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven