Nummer 23/38177/GA
Betreft [klager]
Datum 19 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft - voor zover in beroep aan de orde - beklag ingesteld tegen:
-
een ordemaatregel van uitsluiting van verschillende activiteiten, voor de duur van veertien dagen, vanwege het veelvuldig in bezit hebben van contrabande, ingaande op 6 september 2023 (AR 2023/749);
-
zijn plaatsing op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) van de PI Alphen aan de Rijn (AR 2023/790);
-
de maatregelen die hem op 14 september 2023 voor de duur van een maand zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico
(GVM-maatregelen) (AR 2023/797);
-
de GVM-maatregelen die hem op 16 oktober 2023 voor de duur van zes maanden zijn opgelegd (AR 2023/938)
-
een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege fysieke agressie jegens een medegedetineerde, ingaande op 30 oktober 2023 (AR 2023/1004);
-
een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege fysiek en verbaal geweld, ingaande op 13 november 2023 (AR 2023/1085).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft op 27 november 2023 beklag a. gegrond verklaard, zonder aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en beklag b., c., d., e. en f. ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak, bij beklag a. tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de juridisch medewerker van de PI Alphen, gehoord op de digitale zitting van 18 april 2024.
De directeur heeft na de zitting het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 11 september 2023 toegezonden. Het rapport is gedeeld met klager en zijn raadsman, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld daarop binnen een termijn van veertien dagen te reageren. Er is geen reactie ontvangen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Beklag a.
Klager heeft nadeel ondervonden van de beslissing, nu de toezichtsmaatregelen voor beperkingen zorgden in de dagelijkse gang van zaken, zo ook bij bezoek. De stelling dat slechts een ander formulier had moeten worden gebruikt kan niet worden gevolgd, omdat de toezichtsmaatregelen inhoudelijk niet bij klager pasten.
Beklag b.
De beklagcommissie hanteert een onjuist criterium en heeft de geldende wet- en regelgeving niet toegepast. De vraag wanneer een gedetineerde intensief toezicht nodig heeft, zal moeten kunnen worden beantwoord door de directeur. In het geval van klager heeft de directeur niets aangedragen wat die vraag positief beantwoordt. De beslissing van de directeur is onvoldoende gemotiveerd en moet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De raadsman wijst op RSJ 22 november 2023, 23/33011/GA. De beslissing lijkt gebaseerd te zijn op telefooncontacten van klager. Daarop kan middels GVM-maatregelen toezicht worden gehouden. Gesprekken kunnen al worden opgenomen. Er is geen concreet voorbeeld gegeven waaruit blijkt dat klager boodschappen zou hebben doorgegeven, via de telefoon noch via andere gedetineerden. Het enige dat wordt benoemd is het spreken in een andere taal met zijn broertje.
Beklag c. en d.
Het is een raadsel hoe de beklagcommissie komt bij contacten van klager op social media. Klager heeft niets met social media en zit daar niet op. Gevaar voor de gezondheid van klager is ook nooit een criterium geweest en dat is niet als zodanig besproken op de beklagzitting of in het klaagschrift. Dit kan niet over klager gaan. Veel van klagers antecedenten zijn verkeersfeiten. Klager is vrijgesproken in de afpersingszaak. Hij hoort niet bij het crimineel samenwerkingsverband dat wordt toegeschreven aan zijn familielid, dat wordt bevestigd in het GRIP-rapport. Het Operationeel Overleg (OO) en de directie beschikken over al deze informatie. Klager heeft in geen enkele strafrechtelijke procedure te maken gehad met slachtoffers en/of nabestaanden. Recent is in kort geding geoordeeld dat wanneer de beklag- en beroepscommissie en de directeur informatie ontvangen, zij dit moeten toetsen. Als het, zoals in het geval van klager overduidelijk is dat geen sprake is van slachtoffers, dan ligt het op de weg van de directeur om iets met die informatie te doen. Om op basis hiervan GVM-maatregelen op te leggen aan klager snijdt geen hout en levert een onredelijke beslissing op.
Voor wat betreft het contact met zijn broer, is tegen klager niet gezegd dat hij niet in het Arabisch mag spreken. Er is geen voorbeeld genoemd waaruit blijkt dat versluierde taal is gesproken. Niet is gebleken dat klager uit de eerdere contacten met familie vanuit het reguliere regime ongeoorloofde contacten had met de buitenwereld. Zijn broertje is elf jaar oud. Hij heeft alleen contact gehad met familie en vrienden. Iedereen is nu gescreend. Er wordt vooral gespeculeerd en klager wordt afgestraft wegens zijn achternaam. Klager heeft zelfs een brief ontvangen waarin stond dat het oppakken van een familielid in Dubai de reden van de maatregelen was.
Gesteld wordt dat klager veelvuldig met contrabande in aanraking is geweest. Hij is maar één keer met drugs en één keer met een telefoon op cel gepakt. Klager heeft geen kans gekregen van de directeur. Hij heeft niks verkeerds gedaan. Het is onbegrijpelijk dat de indicatie (vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie in de GVM-beslissing van 16 oktober 2023 is toegevoegd. Die indicatie stond niet opgenomen in de beslissing van september 2023 en kan niet zomaar opeens noodzakelijk zijn.
De GVM-maatregelen zijn recent weer verlengd, op grond van ongeoorloofde contacten en vermoeden van voortgezet crimineel handelen in detentie. Klager is tegen die beslissing ook in beklag gegaan.
Beklag e. en f.
De beklagcommissie is bij beide klachten niet ingegaan op het feit dat de redelijkheid en billijkheid van een beslissing in direct verband staat tot welke straf aan de medegedetineerde, die de agressor was, is opgelegd. Aangezien het om geweld gaat, zal aansluiting moeten worden gezocht bij hoe geweld wordt beoordeeld in het strafrecht. Daar wordt gehanteerd dat een agressor zwaarder wordt gesanctioneerd. Het valt niet uit te leggen dat iemand die begint met geweld er beter vanaf komt. Dat klager de discussie aangaat, rechtvaardigt dan dat geweld wordt gebruikt.
Specifiek ten aanzien van beklag e. voert klager aan dat hij bezig was met het sorteren van wasgoed. Hij wist niet dat de penitentiair inrichtingswerker in gesprek was en vroeg hem waar de washandjes moesten worden opgeborgen. De medegedetineerde kwam boos op klager aflopen en er was sprake van duwen en terugduwen. Klager werd boos omdat zijn moeder werd uitgescholden. Klager geeft toe een stoel te hebben gepakt, waarna hij werd tegengehouden. Klager vindt dat hij niet de agressor was. Het kwam van beide kanten. Hij is niet begonnen, maar ging wel verder. Net als de medegedetineerde.
Ten aanzien van beklag f. stelt klager dat hij werd bedreigd. Hij heeft niet geprovoceerd en heeft zich slechts verdedigd. Zijn schouder was uit de kom. In het ziekenhuis is tegen klager gezegd dat het niet goed was om in de strafcel te verblijven. Het bed was niet goed. Twee dagen later was klagers schouder opnieuw uit de kom.
Standpunt van de directeur
Beklag a.
Er is sprake van een vormverzuim. De directeur had niet het formulier van de ordemaatregel, maar een schriftelijke mededeling moeten gebruiken. Inhoudelijk was er met de beslissing niets mis. Het beklag had ‘formeel gegrond’ moeten worden verklaard. Verzocht wordt om de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen, omdat er geen grond is voor compensatie.
Beklag b., c. en d.
Verwezen wordt naar het verweerschrift in beklag. Klager is op de AIT geplaatst zodat hij beter kan worden gemonitord. Klager is op 13 september 2023 in het OO besproken. Op basis van die bespreking heeft de directeur een belangenafweging gemaakt en is eerst een set maatregelen opgelegd voor de duur van één maand. De informatie die in het GRIP-rapport van 19 oktober 2023 staat, was al bekend op het moment dat de GVM-beslissing in oktober werd genomen. Daar heeft de directeur geen verdere documentatie van.
Beklag e. en f.
Klager is de verbale agressor geweest bij het eerste incident. Hij heeft zich provocerend gedragen en er is sprake geweest van over en weer elkaar duwen. Klager heeft meerdere mogelijkheden gehad om zich te onttrekken aan de situatie, maar heeft dat niet gedaan. Hij heeft juist dreigende bewegingen gemaakt en is de medegedetineerde blijven opzoeken. Klager heeft de disciplinaire straf gekregen voor zijn aandeel in het geheel. Binnen twee weken is klager opnieuw betrokken bij een incident, waarbij hij weer de discussie is begonnen. Klager heeft in dit geval als eerste een klap gekregen. De medegedetineerde is zwaarder gestraft dan klager. In de beslissing staat wel opgenomen dat de directeur bij de strafoplegging het eerdere voorval ook heeft meegewogen.
3. De beoordeling
Beklag a., e. en f.
De beroepscommissie heeft het beroepschrift en de overige stukken in het dossier bestudeerd. Op basis van deze stukken en van wat ter zitting is besproken, kan zij zich vinden in het niet toekennen van een tegemoetkoming inzake beklag a. Daarnaast is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie de klachten e. en f. terecht ongegrond heeft verklaard. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om de overwegingen van de beklagcommissie aan te vullen of te wijzigen.
Beklag b.
De (plaatsing op de) AIT is niet wettelijk geregeld. De AIT is, volgens de website van de DJI, een afdeling die kleinschaliger is dan andere afdelingen en bedoeld voor risicovolle gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. Het doel van dit intensieve toezicht is om te voorkomen dat gedetineerden doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie, waarbij de nadruk ligt op het bewaren van de orde en veiligheid. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat gedetineerden ook op de AIT kunnen worden geplaatst om andere redenen dan het voorkomen dat zij doorgaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie (vergelijk RSJ 17 april 2023, 22/30865/GA).
Klager is na mondelinge kennisgeving van de beslissing op 13 september 2023 op de AIT geplaatst. De directeur heeft deze beslissing volgens het verweerschrift genomen vanwege de risico’s rondom de persoon van klager en het vermoeden van ongeoorloofde contacten, waarbij klager vermoedelijk berichten doorgeeft aan ongescreende en onbekende personen. Met de plaatsing is beoogd het gedrag van klager beter te kunnen monitoren en het risico op het verstoren van de orde en veiligheid binnen en mogelijk buiten de inrichting te kunnen beperken.
De beroepscommissie merkt op dat de onderbouwing van de beslissing zeer summier is. Zij leidt uit de beschikbare informatie het volgende af. Uit de GRIP-rapportage van 11 september 2023 volgt dat de rechercheteams van de Nationale Politie het waarschijnlijk achtten dat de aanhouding van een familielid van klager op 26 juli 2023 tot onrust zal leiden bij bepaalde gedetineerden. Klager is volgens de GRIP-rapportage één van die gedetineerden. De Nationale Politie adviseert hem extra te monitoren en eventuele bijzonderheden met betrekking tot zijn gedragingen, uitlatingen met betrekking tot te beveiligen personen, voortgezet crimineel handelen tijdens detentie (VCHD) en dergelijke te delen met het GRIP.
De directeur heeft een individuele belangenafweging gemaakt en de beslissing aan klager mondeling meegedeeld. Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet bij een interne overplaatsing wettelijk niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit wel wenselijk, gelet op de aard van een plaatsing op de AIT. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt (zie RSJ 3 oktober 2022, 21/23038/GA). In dit geval is voldoende aannemelijk dat klager kenbaar is gemaakt waarom hij op de AIT werd geplaatst.
De beroepscommissie is alles afwegende van oordeel dat de beslissing van de directeur in dit specifieke geval niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daarbij acht de beroepscommissie van belang dat, hoewel weinig concreet, in de kern in de GRIP-rapportage voldoende aanleiding kan worden gezien voor de directeur om – ten tijde van de beslissing – meer toezicht te houden op klager. Daarvoor is de AIT bedoeld. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling van de gronden.
Beklag c., en d.
Klager is op 13 september 2023 in het OO besproken. De GVM-beslissing van 14 september 2023 is gebaseerd op klagers status ‘verhoogd’ op de GVM-lijst, waarbij de plaatsing is gestoeld op de criteria ‘ongeoorloofde contacten met slachtoffers/nabestaanden, medewerkers in het strafrecht of de executieketen en met media of zichtbaarheid op social media’. Bij de GVM-maatregelen die de directeur op 16 oktober 2024 heeft opgelegd, geldt dat klager de status ‘hoog’ op de GVM-lijst had en de plaatsing is gebaseerd op de criteria ‘(vermoedens van) voortgezet crimineel handelen vanuit detentie en ongeoorloofde contacten met slachtoffers/nabestaanden’.
De plaatsing van klager op de GVM-lijst en de daartoe gebruikte criteria en het toegekende risicoprofiel, zijn geen beslissingen van de directeur. Aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst kan de directeur toezichtsmaatregelen opleggen, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient hij een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP, de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.
GRIP-rapportages
Uit de GRIP-rapportage van 11 september 2023 volgt, zoals onder beklag b. ook is overwogen, dat de rechercheteams van de Nationale Politie het waarschijnlijk achten dat de aanhouding van een familielid van klager op 26 juli 2023 tot onrust zal leiden bij bepaalde gedetineerden en dat klager één van die gedetineerden is. De Nationale Politie adviseert klager extra te monitoren.
In de GRIP-rapportage van 19 oktober 2023 staat dat klager binnen het CSV (criminele samenwerkingsverband) van het betreffende familielid niet wordt gezien als iemand met een leidinggevende rol, maar als persoon die de structuur van het CSV in gevaar kan brengen. Door personen uit het CSV wordt hij gekenmerkt als een ongeleid projectiel, roekeloos. Wanneer klager in de problemen kwam door eigen toedoen, werden er vanuit het CSV wel acties ondernomen. Klager wordt gezien als iemand die onrust veroorzaakt en er wordt getwijfeld aan zijn geestelijke vermogens.
De GVM-beslissingen
De directeur heeft in de beslissing van 14 september 2023 kenbaar gemaakt dat hij in zijn belangenafweging heeft betrokken dat er risico’s bestaan omtrent contacten met buiten, omdat de politie daarover informatie heeft gedeeld “met betrekking tot gedragingen, uitlatingen met betrekking tot te beveiligen personen en VCHD”. De directeur heeft aangegeven dat die informatie voor hem inhoudelijk nog niet te beoordelen is en dat hij daarop moet afgaan. In het OO is besloten om klager voor de duur van één maand op de GVM-lijst te plaatsen, en hem daarna opnieuw te bespreken. De directeur heeft in lijn met die afweging beslist om klager voor de duur van één maand GVM-maatregelen op te leggen. Uit de beslissing volgt voorts dat de directeur klager heeft gehoord en dat hij veel gewicht heeft toegekend aan het risico van onrust.
In de beslissing van 16 oktober 2023 staat, in aanvulling op de eerdere informatie als opgenomen in de beslissing van 14 september 2023, dat klager zich ervan bewust was dat hij geen belbeperkingen had. Tijdens gesprekken schakelde klager vaak over naar het Arabisch. Klager probeerde op die manier vermoedelijk via zijn broertje berichten door te geven aan voor de directeur onbekende personen. Ook uit deze beslissing blijkt dat klager is gehoord en dat de directeur veel gewicht heeft toegekend aan het risico van onrust.
De beroepscommissie is het met klager eens dat de beschikbare informatie op grond waarvan de GVM-maatregelen zijn opgelegd, vraagtekens oproepen en dat de directeur de beslissingen summier heeft onderbouwd. Dat is tot op zekere hoogte begrijpelijk, omdat de directeur op zijn beurt afhankelijk is van de verkregen informatie vanuit het GRIP, die eveneens summier is. Het maakt het toetsen van de redelijkheid van de beslissingen van de directeur in de praktijk niet gemakkelijk. De beroepscommissie is zich bewust van de gevoeligheid die speelt bij beslissingen rondom het bewuste CSV. Uit het GRIP-rapport kan wel worden opgemaakt dat klager banden zou hebben met het CSV, maar daarin (ten tijde van de beslissingen) niet per se een rol van betekenis had.
De beroepscommissie is van oordeel dat het opleggen van de GVM-maatregelen op 14 september 2023 voor de duur van één maand, gelet op de informatie die de directeur op dat moment tot zijn beschikking had, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Daarbij weegt in het bijzonder mee dat de beroepscommissie het begrijpelijk vindt dat de directeur zich genoodzaakt voelde om meer toezicht op klager te houden, naar aanleiding van de op dat moment actuele informatie vanuit het OO en het GRIP. De beroepscommissie zal het beroep inzake beklag c. daarom ongegrond verklaren.
Voor de beslissing tot het opleggen van de GVM-maatregelen van 16 oktober 2023 komt de beroepscommissie tot een andere conclusie. Die beslissing acht zij onvoldoende gemotiveerd. De noodzaak voor het opleggen van de GVM-maatregelen is naar het oordeel van de beroepscommissie daarbij onvoldoende aannemelijk geworden. In dat kader overweegt de beroepscommissie dat, hoewel het OO kennelijk aanleiding heeft gezien om klagers status op de GVM-lijst van ‘verhoogd’ te wijzigen in ‘hoog’, zij in de beschikbare informatie onvoldoende concrete aanleiding ziet op grond waarvan het pakket aan toezichtsmaatregelen op dat moment redelijkerwijs konden worden gebaseerd. Het enige concreet benoemde is het vermoedelijk doorgeven van berichten aan derden via klagers broertje. Dat wordt – zo begrijpt de beroepscommissie uit de beslissing – afgeleid uit het (enkele) gegeven dat klager in gesprekken overschakelde naar het Arabisch. Klager stelt onweersproken dat hem niet was verteld dat hij niet in het Arabisch mocht praten met zijn broertje. Er is geen (concrete) informatie voorhanden over ongeoorloofde contacten met slachtoffers/nabestaanden, noch wordt een verdere toelichting gegeven over het voortgezet crimineel handelen in detentie.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur om op 16 oktober 2023 GVM-maatregelen op te leggen – bij deze stand van zaken – als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom op dit onderdeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag d. alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €50,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a., b., c., e. en f. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, ten aanzien van beklag a. voor zover in beroep aan de orde en ten aanzien van beklag b. met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag d. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.
Deze uitspraak is op 19 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door
mr. M. Simpelaar, secretaris.
secretaris voorzitter