Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/0064/GV, 2 februari 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-02-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/64/GV

betreft: [klager] datum: 2 februari 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. A.H.M. van den Steenhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 december 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft op 23 december 2008 kennisgenomen van de beslissing van 18 december 2008. De bestreden beslissing vermeldt niet op welke gronden het momenteel maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn dat
klager met verlof kan gaan. De beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. Klager acht het maatschappelijk onaanvaardbaar dat hij in het licht van zijn aanstaande ontslag nog immer niet met verlof heeft kunnen gaan. Al zijn aanvragen zijn
afgewezen.
De Staatssecretaris miskent in haar reactie dat onderhavig beroep betrekking heeft op een andere verlofaanvraag. In de onderhavige zaak is aan de orde de derde verlofaanvraag van klager die hij in november 2008 heeft gedaan. Klager wil het verlof
gebruiken om de nodige zaken te regelen in verband met zijn invrijheidstelling per 24 februari 2009. Aan het voor 23 t/m 25 december 2008 verleende verlof was de voorwaarde verbonden dat klager het verblijfsadres niet mocht verlaten. Hij is dan ook
niet
in de gelegenheid geweest om de nodige zaken in orde te maken. Bovendien is het resocialisatieaspect uit het oog verloren. Klager zou bij een eventueel nieuw verleend verlof meer bewegingsruimte krijgen en verzoekt de beroepscommissie hierop in een
overweging ten overvloede in te gaan.

Namens de Staatssecretaris is aangevoerd dat naar aanleiding van de gegrondverklaring van het door klager eerder ingestelde beroep, is besloten dat hij op 23 januari 2009 met verlof gaat. Gelet hierop kan klager niet in zijn beroep worden ontvangen.

3. De beoordeling
Op 15 januari 2009 heeft de Staatssecretaris alsnog het verzoek om algemeen verlof ingewilligd. De stelling van de Staatssecretaris dat gelet hierop klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen, is niet juist. Uit de motivering van de beslissing van
15 januari 2009 blijkt immers dat deze is genomen na de gegrondverklaring van het door klager ingestelde beroep tegen de afwijzing van de eerste verlofaanvraag. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beroep dat is gericht tegen de afwijzing van
zijn tweede verlofaanvraag. Klager kan in totaal twee verlofaanvragen indienen.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestien jaar met aftrek, wegens – kortweg - verkrachting, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 februari 2009.

Nu niet is gebleken van contra-indicaties die een verlening van verlof in de weg staan, is de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk. Het beroep is derhalve gegrond. De
Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van de
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 2 februari 2009

secretaris voorzitter

Naar boven