Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/40133/TF, 4 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer

24/40133/TF

 

 

 

 

 

 

Betreft

[klager]

Datum

4 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Op 20 maart 2024 heeft klager een verzoek ingediend tot plaatsing op een longstayafdeling van een tbs-kliniek.

De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming, thans Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder), heeft op 8 april 2024 klagers verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Klagers raadsman, mr. K. Moors, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie op het beroepschrift en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) in samenhang met artikel 15, vierde lid, van de Pbw een verzoek tot artikelplaatsing ingediend. Voor klager is het dan ook onduidelijk waarom de selectiefunctionaris artikel 18 van de Pbw aanhaalt. Dit artikel strekt enkel tot een reguliere overplaatsing naar een penitentiaire inrichting of een andere afdeling binnen een inrichting. Dit blijkt ook uit de begripsbepaling van de Pbw. Hierin staat vermeld dat een inrichting een penitentiaire inrichting (PI) is als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Pbw. Voorts wordt een afdeling beschreven als een afdeling van een inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Pbw. Het verzoek van klager valt daarom niet onder de bepaling van artikel 18 van de Pbw en verweerder heeft klagers verzoek ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Klager is sinds 2014 gedetineerd en heeft een levenslange gevangenisstraf opgelegd gekregen. Het gevangeniswezen levert een verergering op van zijn psychische problemen. Klager wil daarom geplaatst worden op een longstayafdeling van een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) (tbs-kliniek). Klagers psychische problemen hebben ertoe geleid dat hij een groot gedeelte van zijn vrijheidsbeneming in verschillende PI’s in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) heeft moeten verblijven. Hij verblijft op dit moment op een reguliere afdeling met twaalf gedetineerden. Met klager is afgesproken dat als hij het psychisch niet meer aankan, hij zich (vrijwillig) kan melden voor een tijdelijke isolatiecel- of PPC-plaatsing. Ook krijgt klager rustgevende medicatie. Dit is echter voor klager geen langetermijnoplossing.

Verder vreest klager voor zijn veiligheid binnen het gevangeniswezen. Gelet op de levenslange gevangenisstraf wordt hij (zeer) langdurig blootgesteld aan verschillende gedetineerden. Klager hoopt dat een plaatsing op een longstayafdeling hem rust biedt, omdat hij zich dan meer onder gelijkgestemden bevindt. Het vinden van rust en veiligheid is een legitieme reden om een overplaatsing te verzoeken. Klager heeft alle mogelijke stappen gezet die hij binnen zijn detentietraject, gelet op de aard van zijn gevangenisstraf, kan zetten. Daarbij heeft hij, onder begeleiding van onder anderen (meerdere) psychologen/psychiaters, therapeuten en geestelijk verzorgers, actief aan zichzelf en zijn psychische klachten gewerkt. Klager heeft daarnaast ook talloze cursussen gevolgd.

Indien een directe plaatsing op een longstayafdeling in beginsel niet geïndiceerd blijkt, dan staat klager ervoor open om geplaatst te worden in FPC Dr. S. van Mesdag of een andere tbs‑kliniek om zich op een plaatsing op een longstayafdeling voor te bereiden. Klager verzoekt zijn verzoek tot plaatsing in een tbs-kliniek alsnog inhoudelijk door verweerder te laten behandelen.

 

Standpunt van verweerder

De selectiefunctionaris heeft het overplaatsingsverzoek van klager ten onrechte in behandeling genomen en het opgevat als een verzoek zoals bedoeld in artikel 18 van de Pbw. In plaats daarvan had de selectiefunctionaris het verzoek moeten terugsturen naar de inrichting, met het verzoek om het overplaatsingsverzoek op te vatten als een verzoek tot een zogeheten artikelplaatsing. Verweerder heeft dit verzoek op 23 augustus 2024 alsnog aan de inrichting gedaan. Verweerder refereert zich verder aan het oordeel van de beroepscommissie.

 

3. De beoordeling

Klager is onherroepelijk veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Klager heeft verzocht om plaatsing op een longstayafdeling van een FPC of plaatsing op een andere afdeling van een FPC ter voorbereiding op plaatsing op een longstayafdeling.

Op een dergelijk verzoek is artikel 6:2:8, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) van toepassing. Op grond van die bepaling kan een veroordeelde tot gevangenisstraf die wegens een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap daarvoor in aanmerking komt, worden geplaatst in een instelling voor verpleging van ter beschikking gestelden. Ingevolge het derde artikellid gebeurt de plaatsing overeenkomstig de Wet forensische zorg (Wfz).

Omdat op de plaatsing van een gedetineerde in een tbs-kliniek de Wfz van toepassing is, beslist verweerder over de plaatsing en namens hem de Divisie Individuele Zaken van de Dienst Justitiële inrichtingen (zie artikel 6.1, eerste lid, van de Wfz en artikel 6.1, aanhef en onder a, van het Besluit forensische zorg). De plaatsing in een tbs-kliniek is, anders dan klager meent, geen overbrenging van de gedetineerde - de bedoelde artikelplaatsing - in de zin van artikel 15, vierde lid, en artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet. De directeur van de inrichting beslist hier dus niet over (de uitzondering van artikel 6.1, aanhef en onder b, van het Besluit forensische zorg, op grond waarvan de directeur van de PI beslist als het de plaatsing van gedetineerden in een inrichting of een afdeling als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Pbw betreft, is hier niet van toepassing).

In het WvSv of de Wfz is niet voorzien in de mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot (vervroegde) plaatsing in een tbs-kliniek, maar uit de rechtspraak van de beroepscommissie kan worden afgeleid dat een gedetineerde hiertoe wel een verzoek kan indienen bij verweerder. Tegen de afwijzing van zo’n verzoek staat vervolgens beroep open bij de beroepscommissie (bijvoorbeeld RSJ 9 maart 2017, 16/2713/TR en 16/4178/TR).

Verweerder heeft klager dus ten onrechte niet‑ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot plaatsing in een tbs‑kliniek. De bestreden beslissing wordt daarom vernietigd en verweerder wordt opgedragen klagers verzoek volgens de juiste procedure in behandeling te nemen en daarop met inachtneming van deze uitspraak te beslissen.

Met het oog daarop overweegt de beroepscommissie nog het volgende. Plaatsing in een tbs‑kliniek ligt in de rede als sprake is van detentie‑ongeschiktheid, maar ook als de in het gevangeniswezen beschikbare psychiatrische zorg niet afdoende is voor de gedetineerde in verband met zijn psychopathologie of als garanties voor een humane tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in het licht van die pathologie ontbreken (vgl. RSJ 25 juli 2017, 17/0548/TR). Of en in hoeverre hiervan in geval van klager sprake is, dient verweerder te beoordelen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beslissing en draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

 

 

Deze uitspraak is op 4 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. D. van der Sluis en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven