Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35299/GA, 5 november 2024, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer

23/35299/GA

 

 

 

 

 

 

Betreft

klager

Datum

5 november 2024

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

(hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de beslissing van 22 juni 2023 om hem te degraderen naar het basisprogramma.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 31 juli 2023 het beklag ongegrond verklaard (G-2023-693). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. K. Bruns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De casemanager heeft aan klager om zijn voorkeur gevraagd met betrekking tot het begeleid wonen. Hierop heeft klager geantwoord dat hij liever niet in de regio Sittard wil wonen, omdat hij daar niemand kent. Klager wil graag in de regio Heerlen wonen, omdat zijn moeder daar woont. Volgens de casemanager zou klager niet erg gemotiveerd zijn met betrekking tot begeleid wonen en heeft hij bedenktijd gekregen. Klager was wel bereid om mee te werken aan begeleid wonen, maar had zijn bedenkingen bij het voorstel van de casemanager. Klager heeft geen ongewenst gedrag vertoond door niet mee te werken aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling-rapportage (v.i.‑rapportage). Hij zette zich in voor zijn re-integratie. Op andere onderdelen heeft klager gewenst gedrag laten zien. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet (nader) toegelicht.

 

3. De beoordeling

Uit de beslissing volgt dat klager is gedegradeerd omdat hij onvoldoende zou meewerken aan zijn re-integratie, doordat hij niet meewerkt aan het opstellen van zijn v.i.-rapportage. In het verweerschrift heeft de directie verwezen naar een rapportage van de casemanager waaruit zou blijken dat klager tijdens een intakegesprek over begeleid wonen (een v.i. voorwaarde) niet erg gemotiveerd was. Tijdens de beklagzitting is van de zijde van de directie nog aanvullend aangegeven dat klager niet in een setting met verslaafden wilde verblijven en graag in de regio Heerlen geplaatst wilde worden.

De beroepscommissie is van oordeel dat het enkele feit dat klager bedenkingen had bij het voorstel van de casemanager en zijn voorkeur heeft uitgesproken voor zijn verblijfplaats, onvoldoende is om te kunnen concluderen dat klager niet meewerkte aan zijn re-integratie en hem hiervoor te degraderen. Uit de stukken blijkt niet dat klager daadwerkelijk weigerde om mee te werken aan het begeleid wonen. Het is naar het oordeel van de beroepscommissie, bij deze stand van zaken, onvoldoende aannemelijk geworden dat klager niet wilde meewerken aan zijn re‑integratie. Daarom moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie zal deze vaststellen op €45,-.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €45,-.

 

Deze uitspraak is op 5 november 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.

 

 

secretaris                                                   voorzitter

Naar boven