Nummer 24/44141/SGB
Betreft [verzoeker]
Datum 25 oktober 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 17 oktober 2024 beslist verzoeker te plaatsen in de gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen.
Verzoekers raadsman, mr. W.B.O. van Soest, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek en van het bezwaarschrift.
2. De ontvankelijkheid
Gelet op artikel 73, vierde lid, in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), kan in beginsel pas om schorsing worden verzocht in de beroepsprocedure (dus nadat verweerder het bezwaarschrift ongegrond heeft verklaard en verzoeker tegen die ongegrondverklaring beroep heeft ingesteld). Daarop kan alleen een uitzondering worden gemaakt als de beslissing van verweerder meer dan zes weken op zich laat wachten (artikel 17, vierde lid, van de Pbw) of als sprake is van uitzonderlijke omstandigheden.
Verzoekers raadsman voert aan dat sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid en verwijst naar artikel 8, derde lid, aanhef en onder b, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling). De voorzitter overweegt dat het derde lid onder c van dat artikel bepaalt dat de effectuering van re-integratieverlof wordt opgeschort in afwachting van de uitslag van een herhalings- of bevestigingsonderzoek van een urinecontrole.
Aangezien re-integratieverlof voor extramurale arbeid een vereiste is om in een Beperkt Beveiligde Afdeling te kunnen verblijven en verzoekers re-integratieverlof moet worden opgeschort, is de beslissing om hem (tijdelijk) te plaatsen in de gevangenis niet in strijd met de Regeling. Dit levert naar het oordeel van de voorzitter dan ook geen zodanig uitzonderlijke omstandigheid op dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat pas in de beroepsprocedure om schorsing kan worden verzocht. Gelet daarop en omdat het bezwaarschrift minder dan zes weken geleden – op 23 oktober 2024 – is ontvangen, kan verzoeker (nog) niet worden ontvangen in zijn verzoek.
3. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze uitspraak is op 25 oktober 2024 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter