Nummer 24/42761/TA
Betreft [klager] (hierna: klager) Datum 30 oktober 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray (hierna: de instelling)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een afzonderingsmaatregel, ingaande op 1 maart 2024.
De beklagcommissie bij de instelling heeft op 7 augustus 2024 het beklag ongegrond verklaard (RV2024/109). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Het hoofd van de instelling heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling en klager in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van het hoofd van de instelling
Klager heeft op 1 maart 2024 een afzonderingsmaatregel opgelegd gekregen. Vroeg in de ochtend van 4 maart 2024 heeft hij gehoord dat hij een 4,5-uursprogramma zou krijgen, waardoor de afzonderingsmaatregel is beëindigd. Het hoofd van de instelling heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel klager formeel en strikt genomen pas in de ochtend van de derde dag te horen heeft gekregen dat de maatregel is beëindigd, deze laatste nacht wat betreft de ontvankelijkheid van de klacht geen verschil maakt. Klager is niet in zijn belangen geschaad doordat hij in de avond van 3 maart 2024 nog niet heeft gehoord dat hij een 4,5 uursprogramma zou krijgen. Volgens de Memorie van Toelichting bij artikel 57 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft de beklagprocedure een beperkt toepassingsbereik. De ratio hiervan is om, in verband met de mogelijk schadelijke uitwerking daarvan op de verpleging, geschillen tussen de verpleegde en de instelling zo min mogelijk te juridiseren. Door klager wel ontvankelijk te verklaren, wordt in strijd met die gedachte gehandeld. Een extra nacht, waarin klager ook zonder maatregel zou zijn ingesloten, voegt per slot van rekening niets toe aan hoe ingrijpend de betreffende maatregel voor klager is geweest.
Standpunt van klager
Klager heeft in beroep geen nader standpunt ingenomen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de beklagcommissie het beklag ongegrond heeft verklaard. Het beroep van het hoofd van de instelling richt zich tegen het oordeel van de beklagcommissie dat de afzondering van klager meer dan twee dagen heeft geduurd en daarmee is voldaan aan de vereisten als genoemd in artikel 57, tweede lid, van de Bvt.
Op grond van artikel 67, eerste lid, in verbinding met artikel 66, eerste lid, van de Bvt staat voor het hoofd van de instelling geen beroep open tegen de ongegrondverklaring van een beklag. De gronden en overwegingen waarop een beklag ongegrond is verklaard staan daarom niet open voor beroep.
De beroepscommissie zal het hoofd van de instelling daarom niet-ontvankelijk verklaren in het beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het hoofd van de instelling niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze uitspraak is op 30 oktober 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. D. van der Sluis en dr. J.G. Vinke, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter