Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1908/JV, 8 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:08-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/1908/JV

Betreft: [klager] datum: 8 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], geboren op [1987], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 juli 2008 van de Staatsseceretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 oktober 2008, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.M. Rupert, en de selectiefunctionaris [...] en de juridisch
medewerker van DJI mevrouw [...].
Voorts was aanwezig [...], groepsleider bij de j.j.i. De Leij.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek tot het verlenen van een machtiging ten behoeve van meerdaags onbegeleid verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat de Staatssecretaris ten onrechte heeft geweigerd de onder 1. genoemde machtiging te verlenen aan de directeur van de j.j.i.. Teylingereind te Sassenheim.

Namens de Staatsecretaris is gesteld dat klager niet-ontvankelijk is onder verwijzing naar de uitspraak van de beroepscommissie van 23 mei 2002, nummer 02/0693/JA. Klager begrijpt deze verwijzing niet en verwijst naar de uitspraak van 7 februari 2006,
05/2398/JV. In beide uitspraken wordt door de beroepscommissie beslist dat op grond van artikel 77, lid 2, Bjj beroep openstaat tegen een beslissing van of namens de Minister aangaande (proef)verlof.
Tevens wordt door de Staatssecretaris verwezen naar artikel 69, lid 1, Bvt en een aantal uitspraken van de beroepscommissie. Klager is het er niet mee eens dat artikel 77, lid 2, Bjj in diezelfde zin geïnterpreteerd moet worden. Beide artikelen zijn
niet gelijkluidend en ook is de rechtspositie van een jeugdige niet dezelfde als van een tbs-gestelde. In het jeugdsanctierecht speelt de pedagogische opdracht een veel grotere rol.

Aan klager is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch bij arrest van 8 mei 2006 een voorwaardelijke p.i.j.-maatregel opgelegd met een proeftijd van twee jaar met bijzondere voorwaarden. Met de oplegging van deze maatregel wordt naar het oordeel van het
hof vooralsnog voldoende garantie geboden voor een succesvolle ambulante gedragsbeïnvloeding bij klager met het oog op minimalisering van het recidivegevaar.
Aangezien klager zich niet heeft gehouden aan de voorwaarde van reclasseringstoezicht heeft het hof op 7 mei 2007 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde p.i.j.-maatregel gelast. Klager is op 14 augustus 2007 geplaatst op een
opvangafdeling
van de j.j.i. De Heuvelrug te Zeist en klager is pas op 4 februari 2008 geplaatst op een behandelgroep van de j.j.i. Teylingereind te Sassenheim.
Klager is per 3 september 2008 begonnen met de opleiding Sport en Bewegen van het Albeda College te Rotterdam. Voor de voortgang van zijn behandeling is het van belang dat hij een onbegeleide verlofstatus krijgt. De verloven van klager zijn tot nu toe
goed verlopen. De Staatssecretaris heeft het verzoek van de inrichting tot meerdaags onbegeleid verlof afgewezen, aangezien op dat moment een dergelijk verlof niet mogelijk is omdat het een tot zes jaar verlengbare p.i.j.-maatregel zou betreffen. De
afdeling IJZ geeft aan de jurisprudentie van het hof te Arnhem te volgen. Of de maatregel in casu niet voor verlenging in aanmerking komt dient aan de orde te worden gesteld tijdens een verlengingszitting en het betreft een beslissing die onder de
competentie van de rechter valt. Er is nog geen verlengingsadvies ingediend en derhalve dient artikel 77, lid 3 Sr te worden toegepast. Doordat de afdeling IJZ dit beleid voert, en deze jurisprudentie zover doorvoert, plaatst zij zich daarmee op de
stoel van de rechter. Er dient derhalve te worden uitgegaan van een p.i.j-maatregel van twee jaar.
Er is geen zorgvuldige afweging gemaakt tussen de algemene veiligheid van anderen en het persoonlijk belang van klager. Bij een inschatting van het recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten op basis van de SAVRY scoort klager matig.

De vertegenwoordigers van de Staatssecretaris hebben de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep. Op grond van artikel 77, lid 2, Bjj heeft de jeugdige het recht tegen een hem betreffende beslissing aangaande (proef)verlof voorzover hiertegen geen beklag openstaat een met redenen
omkleed beroepschrift in te dienen, zie de uitspraak van de beroepscommissie van 23 mei 2002, nummer 02/0693/JA. De beslissing van de Staatssecretaris tot weigering van de verlofmachtiging kan echter niet worden aangemerkt als een beslissing die een
beperking van een wettelijk recht inhoudt, daar noch in de Bjj noch in een andere wet- of regelgeving een recht op verlof is neergelegd. Er dient aansluiting te worden gezocht bij de jurisprudentie in tbs-zaken, aangezien de wetgeving ten aanzien van
de
rechtspositie van jeugdigen in een j.j.i. van overeenkomstige strekking is zoals vastgelegd in de Bvt. De ministeriële beslissing tot weigering van een verlofmachtiging valt niet onder de reikwijdte van de beroepsmogelijkheden van artikel 69, lid 1,
Bvt. Artikel 77, lid 2, Bjj dient op dezelfde manier geïnterpreteerd te worden, nu beide beginselenwetten vanuit eenzelfde integrale gedachte zijn geschreven.
Subsidiair wordt aangevoerd dat de afdeling IJZ de jurisprudentie van het hof te Arnhem volgt, waaruit blijkt dat de omzetting van een voorwaardelijke p.i.j.-maatregel in een onvoorwaardelijke voor verlenging in aanmerking komt en dus dat artikel 77
lid
3 Sr geen toepassing vindt.
Conform het verloftoetsingskader februari 2006 moet in het verlofplan sprake zijn van een opbouw van vrijheden, (begeleid, eendaags onbegeleid en meerdaags onbegeleid), waarbij de volgende fase pas kan worden aangevraagd na een positieve evaluatie van
de vorige fase. Klager heeft thans eendaags onbegeleid verlof en hij heeft een machtiging voor het volgen van vier dagen onderwijs. In klagers geval is het verlofkader ruim geïnterpreteerd en is hem al in een vroeg stadium onbegeleid verlof gegeven.
Normaal vindt dat pas in een later stadium van de behandeling plaats.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 77, tweede lid, Bjj staat beroep open tegen een beslissing van of namens de Minister aangaande (proef)verlof.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de beroepscommissie het volgende.
In de Memorie van toelichting op de Bjj, onderdeel 13, ‘Verlaten van de inrichting’, staat:
’(-) De voorgestelde artikelen 28 tot en met 31 vormen het kader voor diverse modaliteiten op grond waarvan het een jeugdige kan worden toegestaan de inrichting te verlaten. (-) De thans voorgestelde verlofbepalingen zijn uitvoeriger dan de huidige
regelgeving. Toegevoegd zijn: (-)
- een uitbreiding van de rechtsgang van de verlofbeslissingen.
Thans bestaat uitsluitend de mogelijkheid te klagen tegen verlofbeslissingen van de directeur. In de voorgestelde regeling wordt het tevens mogelijk beroep aan te tekenen tegen aan de Minister voorbehouden beslissingen omtrent het verlenen van een
machtiging voor (proef)verlof beslissingen. (-)’.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie klager ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

De Staatssecretaris heeft de machtiging tot meerdaags onbegeleid verlof bij brief van 30 juli 2008 geweigerd. Daarbij werd overwogen dat het inzetten van een proefverlof in de eerste twee-jarentermijn van een maximaal verlengbare p.i.j.-maatregel niet
mogelijk is en ook niet is toegestaan. Aan klager is bij arrest van 8 mei 2006 van het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch een p.i.j.-maatregel voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Op 7 mei 2007 is de tenuitvoerlegging van deze maatregel gelast. Klager is op 14 augustus 2007 geplaatst op een normaal beveiligde opvangafdeling van de
j.j.i. De Heuvelrug en op 4 februari 2008 is hij geplaatst op een normaal beveiligde behandelafdeling van de j.j.i. Teylingereind.
De vraag of de aan klager opgelegde p.i.j.-maatregel voor verlenging in aanmerking komt, is afhankelijk van het advies van de behandelinrichting en zal aan de orde komen tijdens een eventuele verlengingszitting bij de rechtbank. Deze beslissing valt
onder de competentie van de rechter en kan niet aan de weigering van een verlofmachtiging ten grondslag worden gelegd.

De beroepscommissie neemt het volgende in aanmerking.
De directeur van de j.j.i. Teylingereind heeft op 25 juli 2008 een meerdaags onbegeleide verlofstatus aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen. Op grond van een nieuwe aanvraag van de inrichting is op 4 september 2008 voor klager de eendaags onbegeleide
verlofstatus toegekend. Klager is per 3 september 2008 begonnen met de opleiding Sport en Bewegen niveau 2 van het Albeda College te Rotterdam en kan binnen deze verlofmarge drie dagen per week de opleiding volgen.
Bij een inschatting van het recidiverisico ten aanzien van geweldsdelicten op basis van de SAVRY scoort klager matig.
Voorts neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager ten tijde van het machtigingsverzoek al bijna een jaar is gedetineerd. Niet gebleken is dat de Staatssecretaris bij haar beslissing klagers belang heeft afgewogen tegen dat van de
tenuitvoerlegging van de strafrechtelijke maatregel. De motivering van de Staatssecretaris om geen machtiging te verlenen schiet tekort en kan de afwijzende beslissing niet dragen. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de bestreden
beslissing zal worden vernietigd.
De beroepscommissie zal de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen twee weken na ontvangst daarvan.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing van de Staatssecretaris ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie geen tegemoetkoming vaststellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de Staatssecretaris. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van
twee
weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, dr. J.A. Junger-Tas en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven