Nummer 24/41547/GA
Betreft [klager]
Datum 20 december 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- het niet tijdig gevolg geven aan de opdracht van de beklagcommissie om binnen twee weken opnieuw te beslissen ten aanzien van de uitreiking van editienummer 17 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” en bijgevoegde stukken;
- de beslissing om editienummer 17 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” en bijgevoegde stukken (opnieuw) niet aan klager uit te reiken;
- de beslissing om editienummer 18 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” niet aan klager uit te reiken.
De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 19 juni 2024 de beklagonderdelen ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van de locatie De Schie, gehoord op de digitale zitting van 3 september 2024. Als toehoorder was aanwezig mr. S. Jousma, senior secretaris bij de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ten aanzien van beklagonderdeel a. geldt het volgende. De directeur heeft niet binnen de gegeven termijn beslist. Het komt klager zeer onwenselijk voor dat er geen gevolgen worden verbonden aan het niet naleven van een uitspraak van de beklag- en/of beroepsrechter. Dit kan immers tot onzekerheid leiden bij gedetineerden of – en zo ja, wanneer – de directeur opnieuw zal beslissen nadat een klacht gegrond is verklaard. Ook ondermijnt het niet (hoeven) naleven van een uitspraak van de beklag- of beroepsrechter het vertrouwen in de rechtspraak. Dat er iets mis zou zijn gegaan bij PostNL, maakt nog niet dat de directeur daarvoor niet verantwoordelijk kan worden gehouden. Vergelijk RSJ 22 december 2022, 22/28017/TA, 22/28019/TA, 22/28022/TA, 22/28023/TA en 22/28025/TA. Er is dan ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Ten aanzien van beklagonderdelen b. en c. geldt het volgende. Klager begrijpt niet waarom de directeur geen inzage wil geven in de documenten die door haar ten grondslag zijn gelegd aan de weigering om de poststukken aan klager uit te reiken. Daarmee valt niet te controleren of de korte samenvatting een juiste en volledige weergave geeft van de onderliggende stukken, of – en zo ja, op welke wijze – er een beoordeling heeft plaatsgevonden door twee instanties en zo ja, wat de functie is van de (twee) rapporteur(s) en in hoeverre zij deskundig (genoeg) zijn om de poststukken te kunnen duiden. De directeur kan niet volstaan met een korte samenvatting van de exacte gronden voor het niet uitreiken van de poststukken. De wijze waarop de directeur komt tot weigering van de uitreiking van deze poststukken is in de visie van klager in strijd met het beginsel van equality of arms, het recht op hoor en wederhoor en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rapporteurs van de duidingsrapporten kunnen misschien wel deskundig genoeg zijn om de teksten te duiden, maar zij kennen klager niet. De directeur heeft onvoldoende (zelf) gemotiveerd waarom het niet uitreiken van de desbetreffende tijdschriften noodzakelijk is met het oog op de genoemde belangen in artikel 36, vierde lid, onder a. tot en met d., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Dat geldt des te meer voor editienummer 18, aangezien dat tijdschrift niet aan klager is uitgereikt omdat klager anders zou worden bevestigd in zijn eigen ideologie. Klager is al ten tijde van zijn veroordeling (2005) als overtuigingsdader aangemerkt en ontvangt al enige tijd het tijdschrift “De Vrije Zielen”. Niet is duidelijk geworden wat in editienummer 18 staat dat maakt dat de hiervoor genoemde belangen in het geding komen. Klagers raadsman is in het bezit van onder andere editienummer 17 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” en leest daarin, noch in de twee bijgevoegde brieven, concrete passages die passen bij de motivering om het tijdschrift niet aan klager uit te reiken. Daarnaast dient te worden opgemerkt dat in de Bijbel bepaalde passages staan, waarin – samengevat – met onverdraagzaamheid en haat wordt gesproken over andersgelovigen. Passages waarin wordt gesproken over het doden, vervloeken en het links laten liggen van andersgelovigen. Dat deze passages wel worden toegestaan en het tijdschrift “De Vrije Zielen” niet, heeft klager slechts als willekeur kunnen verklaren.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Ten aanzien van beklagonderdeel a. geldt het volgende. Een juridisch medewerker van de inrichting heeft op 20 maart 2024 contact opgenomen met de beklagcommissie met het verzoek de uitspraak digitaal toe te zenden, omdat de schriftelijke uitspraak (nog) niet door de inrichting was ontvangen. De uitspraak is per e-mailbericht van 21 maart 2024 toegezonden. De directeur heeft pas op die dag kennis van de uitspraak kunnen nemen, waaronder de opdracht om binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen. De beslissing is daarom wat later genomen en vorenstaande maakt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
Ten aanzien van beklagonderdelen b. en c. geldt het volgende. Het gaat om een landelijke werkwijze die ook wordt gebruikt op andere Terroristen Afdelingen. Elke editie van het tijdschrift “De Vrije Zielen” wordt geduid door twee verschillende deskundigen en die maken adviesrapportages op. De deskundigen worden ingeschakeld, omdat het gaat om gedetineerden die zijn geplaatst op een Terroristen Afdeling (TA) en dat brengt bepaalde risico’s met zich mee. De adviesrapportages worden door de directeur marginaal getoetst. De adviesrapportages zijn zwaarwegend bij de besluitvorming, maar de directeur maakt zelf de beslissing of een bepaalde editie van het tijdschrift wel of niet wordt uitgereikt.
3. De beoordeling
Beklagonderdeel a.
Ontvankelijkheid in beklag
De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of beklag kan worden ingesteld tegen het niet tijdig beslissen als op het moment van het instellen van beklag de beslissing al is genomen. De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beklag dient te worden ontvangen als het beklag zich ook richt tegen de inhoudelijke beslissing. Er kan niet meer worden opgekomen tegen het uitsluitend niet tijdig beslissen als de beslissing op het moment van het instellen van beklag al is genomen.
In dit geval heeft klager ook beklag ingesteld tegen de inhoudelijke beslissing, dat is namelijk beklagonderdeel b. Klager kan daarom in zijn beklag worden ontvangen.
Inhoudelijke beoordeling
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklagonderdeel a. terecht ongegrond heeft verklaard. De beklagcommissie heeft in de uitspraak van 13 maart 2024, S-2023-742, geoordeeld dat de directeur binnen twee weken opnieuw moet beslissen over de uitreiking van editienummer 17 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” en de bijgevoegde stukken, dan wel dat zij alsnog deze stukken aan klager moet uitreiken. De beklagcommissie heeft niet in haar uitspraak opgenomen wanneer de gegeven termijn volgens haar moest aanvangen. De beroepscommissie acht het allerzins redelijk dat de gegeven termijn niet eerder aanvangt dan het moment dat de directeur redelijkerwijs van de opdracht van de beklagcommissie heeft kunnen vernemen. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de gegeven termijn aanvangt op de dag na die van ontvangst van het afschrift van de uitspraak (naar analogie van het vaststellen van aanvang van de termijn voor het instellen van beroep als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de Pbw). De directeur heeft onweersproken gesteld dat hij pas op 21 maart 2024 een afschrift van de uitspraak heeft ontvangen en op 28 maart 2024 is de schriftelijke mededeling van de beslissing in kwestie aan klager uitgereikt. De beroepscommissie komt daarom tot de slotsom dat de directeur tijdig heeft voldaan aan de opdracht van de beklagcommissie. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met wijziging van de gronden.
Beklagonderdelen b. en c.
Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Pbw kan de directeur de uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op – hier van belang – de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid. De weigering om bepaalde brieven uit te reiken is ter beoordeling van de directeur (zie RSJ 14 juli 2021, R-20/8577/GA).
Klager verblijft op een TA en wil editienummers 17 (inclusief bijgevoegde stukken) en 18 van het tijdschrift “De Vrije Zielen” uitgereikt krijgen. De directeur geeft aan dat het tijdschrift “De Vrije Zielen” uitsluitend is bedoeld voor veroordeelde moslimgedetineerden op de TA’s. De directeur wil op de TA verspreiding van radicale boodschappen binnen detentie en in de samenleving tegengaan. De directeur heeft zich laten adviseren door gespecialiseerde deskundigen die verbonden zijn aan het GRIP (Gedetineerden Recherche Informatiepunt) en het NTA (de beroepscommissie begrijpt de organisatie genaamd: Nuance door Training & Advies) om te beoordelen of een editie van dit tijdschrift kon worden uitgereikt. Zij hebben geconcludeerd dat het onwenselijk is om editienummers 17 (inclusief bijgevoegde stukken) en 18 aan klager uit te reiken. De directeur heeft de adviesrapporten ingezien, het advies van de duidingsdeskundigen overgenomen, een eigen afweging gemaakt en beslist deze poststukken niet aan klager uit te reiken. De adviesrapporten zijn niet in het geding gebracht. Daarin staat volgens de directeur vertrouwelijke informatie. Daarnaast heeft de directeur toegelicht dat in de adviesrapporten de letterlijke passages staan die onwenselijk worden geacht en waarvan verspreiding moet worden voorkomen, zo begrijpt de beroepscommissie. Klager kan in de schriftelijke mededelingen lezen wat kort samengevat uit het onderzoek van de duidingsdeskundigen is gebleken. Uit het onderzoek naar editienummer 17 is gebleken dat deze editie een salafistische visie op het geloof bevat, die de deuren opent voor onverdraagzaamheid naar andersdenkende of andersgelovigen. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de bijgevoegde brief verwijzingen bevat die kunnen oproepen tot afstand of haat jegens ongelovigen. Uit het onderzoek naar editienummer 18 is gebleken dat deze editie een afwijkende weergave bevat van het normatief kader, in relatie tot beproevingen. Door het lezen van de inhoud kan men worden bevestigd in de eigen (de beroepscommissie begrijpt: radicale) ideologie. De beroepscommissie heeft de desbetreffende poststukken ingezien en geconstateerd dat de tijdschriften niet alleen een weergave van passages uit de Koran behelzen. Klagers vergelijking met passages uit de Bijbel gaat dan ook niet op.
Gelet op het voorgaande komt het de beroepscommissie niet onredelijk voor dat de directeur heeft beslist de tijdschriften en bijgevoegde stukken niet aan klager uit te reiken. Dat de directeur de onderliggende adviesrapporten niet in het geding heeft gebracht, maakt niet dat zij in strijd heeft gehandeld met het beginsel van equality of arms, het recht op hoor en wederhoor en artikel 6 van het EVRM. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het voor klager voldoende duidelijk wat uit het onderzoek van de duidingsdeskundigen is voortgekomen. Bovendien heeft klagers raadsman de beschikking over de desbetreffende poststukken. Klager kan, al dan niet met behulp van een eigen deskundige, zich verweren tegen de conclusies van het onderzoek. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden voor wat betreft beklagonderdeel a. en aanvulling van de gronden voor wat betreft beklagonderdelen b. en c.
Deze uitspraak is op 20 december 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
secretaris voorzitter