Nummers 24/38862/GA, 24/39371/GA en 24/39372/GA
Betreft [klager]
Datum 9 januari 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
- een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve urinecontrole, ingaande op 19 oktober 2023 (Kl 2023-144 en 24/38862/GA);
- het hem aangeboden dagprogramma in de inrichting voor stelselmatige daders (ISD) (Kl 2023-149 en 24/39371/GA);
- een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege aangetroffen contrabande op zijn cel, ingaande op 26 oktober 2023 (Kl 2023-150 en 24/39372/GA).
De beklagcommissie bij de locatie Klein Bankenbosch te Veenhuizen heeft op 12 januari 2024 de klachten a. en c. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in beklag b. De uitspraken van de beklagcommissie zijn bijgevoegd.
Klager heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld.
Op 2 mei 2024 heeft de beroepscommissie de directeur verzocht om het ten tijde van beklag b. voor klager geldende dagprogramma toe te sturen. Op 3 mei 2024 heeft de beroepscommissie het dagprogramma ontvangen en ter kennisgeving doorgezonden naar klager.
De zaken stonden gepland voor inhoudelijke behandeling op de zitting van 17 mei 2024. Op verzoek van klager is de behandeling van de zaken op deze zitting aangehouden, zodat hij in beroep (net zoals in beklag) door zijn raadsman, mr. W.K. Cheng, kon worden bijgestaan.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Klein Bankenbosch, gehoord op de digitale zitting van 3 september 2024. Als toehoorder was aanwezig mr. S. Jousma, senior secretaris bij de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ten aanzien van beklag a. geldt het volgende. Klager heeft geen cannabis gebruikt na de urinecontrole van 27 september 2023. Dat op 9 oktober 2023 opnieuw een THC-waarde van 1.000 > ng/ml wordt geconstateerd, maakt nog niet dat sprake is van bijgebruik. Als de exacte THC-waarde en daarmee ook de THC-kreatinine-ratio niet kan worden bepaald, dan is het lastig te bepalen of sprake is van bijgebruik (zie RSJ 26 september 2016, 16/1720/GA). Daarnaast dient te worden opgemerkt dat een testresultaat van > 1.000 ng/ml kan betekenen dat het gaat om een THC-waarde van 2.000 ng/ml, maar ook van 10.000 ng/ml. Niet kan worden uitgesloten dat de THC-waarde is gedaald, maar dat dit nog niet meetbaar is. Verder dient te worden opgemerkt dat er slechts twaalf dagen tussen de urinecontroles zaten en dan is THC nog niet door het lichaam verwerkt. Daarnaast zijn er andere factoren die het testresultaat kunnen hebben beïnvloed, namelijk de omstandigheid dat klager een trage stofwisseling heeft, dat hij weinig water drinkt en dat hij destijds veel was afgevallen waardoor THC vanuit vetopslag zou kunnen zijn vrijgekomen.
Ten aanzien van beklag b. geldt het volgende. De directeur is verantwoordelijk voor het dagprogramma en heeft beslist dit dagprogramma aan te bieden. Daarmee is sprake van een beklagwaardige beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De directeur biedt een dagprogramma aan, maar daarin staat een aantal uren opgenomen dat niet mogen worden meegeteld bij de beoordeling of voldaan is aan het wettelijk minimumaantal uren van het dagprogramma. Zo wordt klager minder uren arbeid aangeboden dan dat in het dagprogramma is opgenomen en wordt er onterecht reistijd in het dagprogramma opgenomen voor het transport naar de arbeid. Het aangeboden dagprogramma komt feitelijk neer op hoogstens 39 á 40 uur per week en dat is te weinig.
Ten aanzien van beklag c. geldt het volgende. Klager heeft shag gerookt met een wc-rol. Hij heeft deze weggegooid, maar werd betrapt. Er is gezegd dat er heroïne was gevonden op de wc-rol. Klager heeft gevraagd om de wc-rol opnieuw te testen (op zijn eigen kosten), omdat er onmogelijk heroïne op de wc-rol kan zijn aangetroffen. Dit werd geweigerd. Uit de afgenomen urinecontrole bleek dat klager geen heroïne had gebruikt. De inrichtingsmedewerkers hadden klager toegezegd dat zij in gesprek met hem zouden gaan als uit de urinecontrole zou blijken dat hij geen heroïne had gebruikt. Dat hebben zij niet gedaan en in plaats daarvan is een disciplinaire straf aan klager opgelegd.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Ten aanzien van beklag a. geldt het volgende. Normaliter moet de THC-waarde binnen het meetbereik (<1000 ng/ml) vallen als een gedetineerde (minstens) twee weken is gestopt met het gebruik van cannabis. Nu na het moment van de eerste urinecontrole waarbij het gebruik van cannabis is vastgesteld (8 september 2022) ruim vier weken later (9 oktober 2022) is geconstateerd dat het testresultaat van de THC-waarde nog steeds > 1.000 mg/nl is, kan geconcludeerd worden dat sprake is van bijgebruik.
Ten aanzien van beklag b. geldt het volgende. Het aangeboden dagprogramma geldt voor alle gedetineerden die een ISD-maatregel ondergaan. Er is geen sprake van een individuele beslissing jegens klager. Het dagprogramma beslaat de uren van uitsluiten tot insluiten. De tijd die is gemoeid met het transport van het wooncomplex naar de arbeidszaal mag dus ook worden meegeteld bij het aantal uren van het dagprogramma. Het aangeboden dagprogramma voor gedetineerden die een ISD-maatregel ondergaan voldoet ruimschoots aan het vereiste minimumaantal van 43 uren.
Ten aanzien van beklag c. geldt het volgende. Op het moment dat klager richting het toilet liep, had hij iets in zijn linkerhand en wilde hij dat door de wc spoelen. Hij had kennelijk iets te verbergen. Er is een drugshond bij geweest en die sloeg onder andere aan op het toilet. De wc-rol is uit de wc gehaald. Op de wc-rol zat zilverfolie geplakt. Dat wordt niet gedaan om (alleen) shag te roken. Er is een sneltest op de wc-rol gedaan en er werd positief op heroïne getest. Al die omstandigheden tezamen maken dat het aannemelijk is geworden dat de aangetroffen goederen werden gebruikt om harddrugs te gebruiken.
3. De beoordeling
Beklag a.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag a. terecht ongegrond heeft verklaard. Voor zover de beklagcommissie op basis van de testresultaten van 27 september 2022 en 9 oktober 2022 heeft geconcludeerd dat bijgebruik aannemelijk is geworden, wijst de beroepscommissie erop dat het met name gaat om de testresultaten (beide > 1.000 ng/ml THC) en de verstreken tijd tussen de urinecontroles van 8 september 2022 en 9 oktober 2022 (ruim vier weken; vergelijk nader RSJ 27 juli 2017, 16/2440/GA). De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
Beklag b.
Het beklag ziet op het aangeboden dagprogramma voor gedetineerden die een ISD-maatregel ondergaan. Het beklag ziet naar het oordeel van de beroepscommissie op een algemene regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie ziet zich in dat kader allereerst voor de vraag gesteld of artikel 3 van de Penitentiaire maatregel (Pm) van toepassing is.
In de ‘productspecificatie ISD’ van 2 augustus 2021 staat: “Justitiabelen aan wie de ISD-maatregel is opgelegd worden geplaatst in een inrichting of afdeling die is aangewezen als ISD-inrichting. Het programma vindt plaats in een regime van beperkte gemeenschap in een normaal beveiligde inrichting. Op basis van het verblijfsplan vindt het programma groepsgewijs en op individuele basis plaats.” Een regime van beperkte gemeenschap bestaat niet meer. De oude regimes van beperkte en algehele gemeenschap zijn vervangen door één gemeenschapsregime (zie ook de Memorie van Toelichting bij de Wet straffen en beschermen; Kamerstukken II 2018/2019, 35 122, nr. 3, p. 46 en 47). Verder staat in de bestemmingsaanwijzing van de ‘PI Veenhuizen’ vermeld dat de afdelingen waar onder andere gedetineerden verblijven die een ISD-maatregel ondergaan, worden aangewezen als een inrichting met een gemeenschapsregime.
Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat klager in een gemeenschapsregime verblijft als bedoeld in artikel 20 van de Pbw. Artikel 3 van de Pm is dan ook van toepassing. Op grond van artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pm draagt de directeur in het gemeenschapsregime zorg voor een basisprogramma van 42,5 uur per week, waarin ten minste 22,5 uur per week aan activiteiten en bezoek worden aangeboden.
Op basis van het door de directeur overgelegde dagprogramma stelt de beroepscommissie vast dat de directeur zorg heeft gedragen voor een dagprogramma van minstens 42,5 uur per week, waarin ten minste 22,5 uur per week aan activiteiten en bezoek worden aangeboden. Dat klager minder arbeid is aangeboden dan wat in het dagprogramma is opgenomen (in de zin dat het dagprogramma op dit punt zou zijn gewijzigd) is niet aannemelijk geworden. Daarnaast mocht de directeur de reistijd van het wooncomplex naar de arbeidszaal in het dagprogramma opnemen, omdat het dagprogramma de periode beslaat tussen uitsluiting van de gedetineerden in de ochtend en de insluiting van de gedetineerden voor de nacht (zie artikel 3, eerste lid, van de Pm en RSJ 27 november 2024, 22/28366/GA).
De beroepscommissie komt daarom tot de slotsom dat het aangeboden dagprogramma niet in strijd is met hogere wet- of regelgeving. De beklagcommissie heeft klager daarom terecht niet-ontvankelijk in zijn beklag verklaard. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
Beklag c.
Op basis van de stukken en van wat ter zitting is besproken, is de beroepscommissie van oordeel dat de beklagcommissie beklag c. terecht ongegrond heeft verklaard. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur in redelijkheid mocht concluderen dat de aangetroffen wc-rol met zilverfolie en residu een gebruiksvoorwerp voor (hard)drugs is, ook als het bestreden testresultaat buiten beschouwing zou worden gelaten. De directeur mocht deze conclusie baseren op klagers gedragingen rondom het aantreffen van dit voorwerp, het aanslaan van de drugshond en het uitblijven van een begrijpelijke verklaring voor de zilverfolie op de wc-rol van klager.
De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met aanvulling van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie verklaart de beroepen inzake klachten b. en c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 9 januari 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en dr. T. Jambroes, leden, bijgestaan door mr. R.A.J. van de Kamp, secretaris.
secretaris voorzitter