Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/43318/SGA, 30 september, schorsing
Uitspraakdatum:30-09-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/43318/SGA
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    30 september 2024

    
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
Verzoekers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de plaatsing van een medegedetineerde in de meerpersoonscel (MPC) waar verzoeker reeds verbleef.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is aangevoerd dat hij heeft waargenomen dat de medegedetineerde die op 16 september 2024 bij hem op de cel is geplaatst zeer verontrustend gedrag vertoont. Volgens verzoeker heeft deze medegedetineerde bijvoorbeeld geroepen dat hij mensen dood maakt en bloed wil zien als hij naar de televisie kijkt of een spel speelt op de spelcomputer. Ook heeft deze medegedetineerde steekbewegingen gemaakt op de afdeling. Door dit gedrag voelt verzoeker zich onveilig en doet hij geen oog dicht. Hij heeft hiervan melding gemaakt bij het personeel.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat uit navraag bij het afdelingshoofd blijkt dat er geen melding bekend is over gevoelens van onveiligheid ten aanzien van de betreffende medegedetineerde. Het afdelingshoofd gaf wel aan dat verzoeker eerder heeft verteld zich onveilig te voelen bij een andere medegedetineerde met wie hij mogelijk zou worden geplaatst. De directeur stelt dat die plaatsing vanwege verzoekers veiligheidsgevoel toen niet door is gegaan. Dit toont aan dat meldingen van verzoeker serieus worden genomen en dat passende maatregelen worden getroffen wanneer er gegronde zorgen zijn, aldus de directeur. Nu er geen meldingen of gegronde zorgen zijn ten aanzien van de medegedetineerde die op 16 september 2024 op verzoeker zijn cel is geplaatst, kon deze plaatsing volgens het afdelingshoofd doorgang vinden. 

Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur om de betreffende medegedetineerde bij verzoeker op zijn cel te plaatsen niet als zodanig onredelijk of onbillijk worden aangemerkt dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Nu verder vooralsnog aannemelijk is dat bij het nemen van de bestreden beslissing de vereiste zorgvuldigheid in acht is genomen, zal de voorzitter het verzoek afwijzen.

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.


Deze uitspraak is op 30 september 2024 gedaan door mr. M.L. Plas, voorzitter, bijgestaan door mr. L.M. Uljee, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven