nummer: 08/2903/GV
betreft: [klager] datum: 8 december 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.J.L. Mulderink, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 november 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft drie ondernemingen, die opereren in de transportsector, meer in het bijzonder vervoer over de weg. Door de accountant van klager is schriftelijk gewezen op de noodzaak van het op beter
wijze
leiding kunnen geven door klager. De transportsector bevindt zich in zwaar weer. Binnen de ondernemingen van klager zijn acute maatregelen nodig. Er heeft reeds een gesprek met de belastingdienst plaatsgevonden, doch direct contact met een aantal grote
relaties is essentieel. Hiervoor zijn besprekingen noodzakelijk, die slechts tijdens kantooruren kunnen plaatsvinden. Klagers voormalig echtgenote behartigt thans de belangen, doch zij is niet voldoende ingevoerd om de ondernemingen te kunnen besturen.
Ook voor de reguliere bedrijfsvoering is klagers aanwezigheid essentieel, bijvoorbeeld één dag of middag per week, teneinde de continuïteit van de ondernemingen te kunnen garanderen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit rapportage is niet onomstotelijk komen vast te staan dat klagers aanwezigheid voor de bedrijfsvoering absoluut noodzakelijk is. Daarnaast heeft klager de mogelijkheid in overleg met de inrichting zijn regimaire verloven zo in te plannen dat zij
door
de week opgenomen kunnen worden, waardoor klager in elk geval één keer in de maand nagenoeg twee dagen kan besteden aan bedrijfsvoering.
In de reactie op het beroep is daaraan nog toegevoegd dat klager een reeds op 13 juni 2006 onherroepelijk geworden gevangenisstraf uitzit. Hij had voor aanvang van zijn detentie een zaakwaarnemer kunnen aanstellen en inwerken.
De directeur van de gevangenis Tilburg heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens verkoop schadelijke waren door schuld. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 september 2009.
Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan strafonderbreking éénmalig worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. Daarbij dient dan onder meer te worden aangetoond dat de persoonlijke
aanwezigheid noodzakelijk is.
De beroepscommissie acht die noodzaak niet aannemelijk geworden. Reden voor dat oordeel is gelegen in de omstandigheid dat klager wist dat hij een gevangenisstraf diende uit te zitten. Door geen voorbereidingen te treffen voor zijn vervanging tijdens
detentie, terwijl klager heeft gesteld werknemers te hebben, heeft klager zichzelf in deze voor hem zeer vervelende situatie gebracht en kan niet meer gesproken worden van een dringende omstandigheid van zakelijke aard. Daarbij is gebleken dat klager
regimaire verloven geniet en in overleg met de inrichting deze zo zou kunnen verschuiven dat deze door de week opgenomen kunnen worden.
Nu ook niet is gebleken van andere bijzondere omstandigheden die zouden nopen tot strafonderbreking is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk
of onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 december 2008.
secretaris voorzitter