Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2803/GV, 5 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2803/GV

betreft: [klager] datum: 5 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 oktober 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is van mening dat de afwijzende beslissing onvoldoende met redenen is omkleed. De enige grond die wordt vermeld is de verwijzing naar de eerdere afwijzende beslissing van 7 mei 2008. Daarnaast is
klager van mening dat hij thans in de laatste fase van zijn detentie verkeert en dat de beroepscommissie in een eerdere beslissing (met kenmerk 08/1883/GV d.d. 2 oktober 2008) heeft opgemerkt dat het belang van een terugkeer in de vrije samenleving
steeds zwaarder zal gaan wegen, naarmate de datum van klagers invrijheidstelling dichterbij komt. De inrichting heeft enkel negatief geadviseerd op het verzoek om verlof omdat het Openbaar Ministerie en de politie negatief adviseren. De directeur merkt
daarbij op dat klagers gedrag hem in aanmerking zou laten komen voor verlof. De politie heeft geen objectief onderzoek verricht naar het door klager opgegeven verlofadres en zich gebaseerd op verouderde informatie. Het advies van het Openbaar
Ministerie
had, nu er geen sprake is van een executie-indicator, achterwege kunnen blijven. Klager benadrukt dat hij nooit de indruk heeft gewekt zich te willen onttrekken aan detentie. Daar komt bij dat zijn paspoort verlopen is, zodat een overtocht naar het
buitenland niet aan de orde is of is geweest. Klager is van mening dat de selectiefunctionaris het verzoek had kunnen toewijzen onder door de selectiefunctionaris te stellen voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Zowel het Openbaar Ministerie als de politie adviseren negatief ten aanzien van een eventueel verlof. Reden daarvoor is de vrees voor onttrekking aan detentie en de kans dat klager naar Brazilië zal uitwijken. De Staatssecretaris acht die vrees gegrond
omdat klager een relatie heeft met een persoon die daar woonachtig is en omdat klager geen binding in Nederland heeft. Daarnaast is klager eerder vanuit Denemarken naar Brazilië gevlucht met gebruikmaking van valse documenten. Klager geeft weliswaar
aan
dat hij aan zijn terugkeer in de samenleving wil werken, maar hij richt zich feitelijk volstrekt niet op een terugkeer naar de Nederlandse samenleving. Hij heeft aangegeven na zijn detentie terug te willen keren naar Brazilië en heeft aangegeven het
niet zinvol te vinden om te werken aan een terugkeer in de maatschappij door bijvoorbeeld mee te werken aan een TR-programma. Uit de inmiddels gestarte COVA-training is hij verwijderd in verband met onvoldoende motivatie. De Staatssecretaris is daarom
van mening dat de situatie ten aanzien van de vraag of klager al dan niet verlof verleend moet krijgen niet is veranderd ten opzichte van de situatie ten tijde van de beslissingen op de eerdere verlofverzoeken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Lelystad heeft (andermaal) negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en aangegeven dat het zeer de vraag is of klager na een eventueel verlof zal terugkeren.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ten aanzien van een aanvraag om algemeen verlof.
De politie Noord Holland Noord heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is thans preventief gedetineerd terzake van een veroordeling wegens – kortweg – het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, het overtreden van de Opiumwet, het medeplegen van zware mishandeling de dood tot gevolge hebbende en het
medeplegen van bedreiging met zware mishandeling. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden met aftrek. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 8 april 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

In haar uitspraken van 16 juni 2008 (met kenmerk 08/1121/GV) en 2 oktober 2008 (met kenmerk 08/1883/GV) heeft de beroepscommissie de beroepen tegen de afwijzingen van de eerste twee aanvragen om algemeen verlof ongegrond verklaard. Namens de
Staatssecretaris is aangegeven dat de gronden die tot die eerdere afwijzingen hebben geleid, ook thans nog onverkort aanwezig zijn. Door de beroepscommissie is in haar hiervoor vermelde uitspraak d.d. 2 oktober 2008 aangegeven dat naarmate de einddatum
van klagers detentie dichterbij komt, het belang van klager bij verlof in verband met de voorbereiding op een terugkeer in de samenleving steeds zwaarder dient te wegen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is daarvan thans sprake. De
beroepscommissie heeft (telefonisch) inlichtingen opgevraagd bij de strafgriffie van het Gerechtshof te Amsterdam. Daaruit komt naar voren dat klagers strafzaak in hoger beroep op 2 december 2008 pro forma is behandeld. Gelet daarop is aannemelijk dat
de uitspraak in het hoger beroep niet zal worden gegeven voor de (thans nog) fictieve v.i.-datum. Daarom had de Staatssecretaris in dit geval klagers persoonlijke belang bij een goede voorbereiding op zijn (aanstaande) terugkeer in de maatschappij
zwaarder moeten laten wegen dan het gestelde algemene belang.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat thans – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – de bestreden beslissing als onredelijk en onbillijk moet worden beoordeeld. Het beroep zal daarom gegrond worden
verklaard
en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Nu de gevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan gemaakt kunnen worden, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven