Nummer 24/39505/GA
Betreft [klager]
Datum 16 september 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het onvoldoende voortvarend handelen van de casemanager bij het verlengen van zijn Turkse paspoort.
De beklagcommissie bij de PI Lelystad heeft op 7 maart 2024 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (PL2024/36). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Lelystad, de juridisch adviseur bij de PI Lelystad, klager en zijn raadsman mr. F.A. van Katwijk gehoord op de digitale zitting van 22 augustus 2024.
De directeur heeft desgevraagd op 23 augustus 2024 nadere inlichtingen verschaft. Dit is doorgestuurd naar klager en zijn raadsman, waarbij hen gelegenheid is gegeven om hierop binnen een daarvoor gegeven termijn te reageren. De reactie van de raadsman is op 2 september 2024 ontvangen en naar de directeur ter kennisgeving doorgestuurd.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De casemanager heeft niet nalatig gehandeld. Feit is dat het paspoort destijds niet in de inrichting aanwezig was. Het is niet in de preciosa van klager aangetroffen. In klagers detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) en in de bijgevoegde uitdraai van de Strafrechtketendatabank staat dat klager bij binnenkomst in de inrichting geen paspoort bij zich had, maar enkel in het bezit was van een rijbewijs en een verblijfstitel. Het was daardoor ook niet bekend wanneer het paspoort zou verlopen. Omdat het paspoort niet aanwezig was in de inrichting, had de casemanager geen aanleiding om een en ander in gang te zetten.
Er is uiteindelijk e-mailcontact geweest met het Turkse consulaat in Deventer. Er is nagevraagd wat er in klagers geval mogelijk was. Hieruit is gebleken dat er sowieso geen Turkse paspoorten worden afgegeven aan gedetineerde en veroordeelde burgers. Ook is de link tussen de dienstplicht en het verlengen van het paspoort niet duidelijk, omdat klager geen dienstplichtige leeftijd meer heeft. Daarnaast is de einddatum van klagers detentie momenteel vastgesteld op 6 juli 2037. Het verlengen van het paspoort is op dit moment dus niet noodzakelijk. De casemanager heeft voldoende gedaan om dit uit te zoeken. Het regelen van een paspoort kan overigens door middel van het verlenen van incidenteel verlof.
Uit het bijgevoegde formulier van de Binnenkomstafdeling Delinquenten (BAD) blijkt dat het paspoort van klager op 18 maart 2024 via aangetekende post is ontvangen. Dit was pas na de zitting van de beklagcommissie. Uit de bijgevoegde mailwisseling blijkt dat de casemanager, nadat hij het paspoort had gezien, klager direct heeft aangemeld voor het maken van pasfoto’s.
Standpunt van klager
Het is van groot belang dat klager zijn paspoort (op tijd) kan verlengen. Omdat zijn paspoort is verlopen en hij in Turkije dienstplichtig is, staat hij als voortvluchtige te boek. Dat betekent dat hij volgens de Turkse autoriteiten een strafbaar feit heeft gepleegd. Het nalatig handelen van de casemanager heeft voor klager dus grote consequenties. Klager heeft zijn paspoort al eens eerder verlengd in 2017. Zijn casemanager heeft dit destijds opgestart en een afspraak gemaakt bij het Turkse consulaat. Het paspoort werd na afloop opgestuurd naar de inrichting waar klager verbleef. De betreffende e-mail van het Turkse consulaat aan de casemanager moet dan ook zo worden begrepen dat identiteitsbewijzen wel worden verstrekt aan gedetineerden, maar niet persoonlijk aan hen worden meegegeven.
In de PI Almelo heeft de casemanager het verlengen van het paspoort opgenomen in klagers D&R-plan. Op 6 september 2024 werd klager naar de PI Lelystad overgeplaatst. Niet heel veel later kreeg hij het paspoort via aangetekende post opgestuurd. Vervolgens heeft klager bij de BAD een kopie gemaakt van zijn paspoort. Het origineel mocht hij niet naar de afdeling meenemen. Klager heeft vier maanden lang bij de casemanager erop aangedrongen dat zijn paspoort moest worden verlengd. Zijn paspoort zou op 26 december 2023 verlopen. De casemanager heeft echter niets gedaan. Er is niet tegen klager gezegd dat zijn paspoort niet in de inrichting aanwezig was. Klager heeft zijn paspoort een keer uitgevoerd en daarna weer ingevoerd in de PI Lelystad. De beklagcommissie heeft terecht geoordeeld dat de casemanager pas in actie kwam nadat klager zijn klacht had ingediend op 2 januari 2024.
3. De beoordeling
Het beklag ziet op het onvoldoende voortvarend handelen van de casemanager ten aanzien van het verlengen van klagers paspoort gedurende een periode van ongeveer vier maanden (september-december 2023). Klager stelt dat het verlopen van zijn paspoort grote consequenties voor hem heeft, omdat hij in Turkije nu te boek staat als voortvluchtige en hij zijn verblijfsrecht in Nederland kan verliezen. In deze door klager gestelde omstandigheden zou sprake kunnen zijn van een structurele en belangrijke tekortkoming in de verzorgende taken van de directeur. Klager heeft dan ook voldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beklag. De beklagcommissie heeft hem om deze reden terecht ontvangen in zijn beklag.
In klagers D&R-plan staat dat hij bij zijn binnenkomst in de PI Lelystad geen legitimatiebewijs bij zich had. Weliswaar stelt klager dat zijn paspoort kort daarna in de inrichting aankwam, maar uit de door de directeur in beroep overgelegde informatie blijkt dat klager zijn paspoort pas op 18 maart 2024, na de zitting van de beklagcommissie, via aangetekende post heeft ingevoerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het de verantwoordelijkheid van klager zelf om een (verlopen) paspoort in te voeren. Daartoe was hij blijkens de inlichtingen van de directeur ook in staat.
Het is algemeen bekend dat voor het verkrijgen van een nieuw paspoort, tevens ‘oude’ reisdocumenten (zoals een verlopen paspoort) moeten worden meegebracht. Voordat de casemanager de voor het verlengen van het paspoort benodigde zaken in gang kan zetten, is het nodig dat het ‘oude’ paspoort aanwezig is in de inrichting. Omdat dit – zo blijkt uit de onderbouwde stelling van de directeur – niet het geval was, kan de casemanager bezwaarlijk worden verweten dat hij onvoldoende voortvarendheid heeft betracht bij het verlengen van klagers paspoort. Dat klager niet zou weten dat hij zijn paspoort had moeten invoeren voordat het kon worden verlengd, acht de beroepscommissie gezien het voorgaande niet aannemelijk.
Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur structureel en in belangrijke mate is tekortgeschoten in zijn verzorgende taken. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter