Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/42808/SGB, 30 augustus 2024, schorsing
Uitspraakdatum:30-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/42808/SGB
    
            
Betreft    [verzoeker]
Datum    30 augustus 2024


Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op 27 mei 2024 beslist om verzoeker over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de locatie De Schie te Rotterdam en heeft – zo begrijpt de voorzitter – op een later moment beslist de tenuitvoerlegging van die beslissing op te schorten onder de voorwaarde dat de medeverdachte in verzoekers strafzaak in vrijheid is gesteld.

Verzoekers raadsvrouw, mr. A. Knol, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van deze opschortende voorwaarde.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van verweerder op het schorsingsverzoek, van het beroepschrift (24/42809/GB) en van de nadere toelichting van verzoekers raadsvrouw van 29 augustus 2024.

 

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen bezwaar/beroep is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker is – kort weergegeven – aangevoerd dat hij lange tijd op de wachtlijst heeft gestaan en dat zijn medeverdachte pas op 5 november 2024 in vrijheid wordt gesteld. Volgens verzoeker valt niet in te zien waarom hij en de medeverdachte niet in dezelfde inrichting kunnen verblijven. De reden daarvan ontbreekt in zijn geheel. 

Uit de inlichtingen van verweerder volgt dat verzoeker op de wachtlijst voor de locatie De Schie staat en zal worden overgeplaatst na de ontslagdatum van zijn medeverdachte. De directeur van de locatie De Schie vindt het niet gepast dat verzoeker samen met zijn medeverdachte in de inrichting zal worden geplaatst.

Hoewel de voorzitter begrijpt dat het voor verzoeker vervelend is dat hij langdurig op de wachtlijst staat, kan de beslissing van verweerder om aan de overplaatsingsbeslissing de bestreden opschortende voorwaarde te stellen – in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting, zo begrijpt de voorzitter – niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen. 

 

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

 


Deze uitspraak is op 30 augustus 2024 gedaan door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven