Nummer 24/42934/SGA
Betreft […]
Datum 4 september 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[…] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van het Justitieel Complex Zeist (hierna: de directeur) heeft aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van uitsluiting van activiteiten, voor de duur van zeven dagen, in verband met verzoekers eigen veiligheid, ingaande op 30 augustus 2024 om 16.00 uur en eindigend op 6 september 2024 om 16.00 uur.
Verzoekers raadsvrouw, mr. N. Godding, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan, zo begrijpt de voorzitter.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (jz2024-552-553).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de reactie van de directeur volgt dat aan verzoeker een ordemaatregel is opgelegd, in het belang van verzoekers eigen veiligheid. De directeur voert aan dat op 24 augustus 2024 een incident heeft plaatsgevonden, waarbij een medegedetineerde iets in de ogen van verzoeker heeft gegooid. Gelet op de beschikbare informatie na onderzoek naar dit incident, is verzoekers veiligheid in het geding, aldus de directeur. Om die reden is verzoeker op 30 augustus 2024 intern overgeplaatst naar een andere afdeling en heeft de directeur beslist om verzoeker de ordemaatregel op te leggen en een individueel programma aan te bieden.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken onvoldoende aannemelijk geworden dat de opgelegde ordemaatregel op grond van artikel 23 van de Penitentiaire beginselenwet op dit moment noodzakelijk is, nu verzoeker intern is overgeplaatst naar een andere afdeling en uit de stukken niet naar voren is gekomen dat verzoekers eigen veiligheid (ook op die afdeling) in het geding is. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 4 september 2024 gedaan door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.
secretaris voorzitter