Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1364/GM, 1 december 2008, beroep
Uitspraakdatum:01-12-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1364/GM

betreft: [klager] datum: 1 december 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y. Özdemir, advocaat te den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis/ISD Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 mei 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis/ISD Zoetermeer heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op 16 september 2008 heeft klager een nadere reactie in het Turks aan het secretariaat gezonden, waarvan een vertaling is opgevraagd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 maart. 2008 en 12 mei 2008, betreft de verstrekking van de verkeerde oogzalf.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Aan klager is in verband met zijn oogklachten hydrocortisoncrème verstrekt. Omdat zijn klachten verergerden is hij weer bij de medische dienst geweest. Aangegeven werd dat hij de crème kon blijven gebruiken. Later kreeg hij de bijsluiter, waarin stond
dat deze crème niet geschikt was voor de ogen en indien deze daar toch voor gebruikt zou worden, dit voor een korte periode mogelijk was. Hij heeft de crème op voorschrift van de medische dienst drie maanden dagelijks gebruikt. Klager kreeg veel
klachten, zijn ogen werden dik en rood. Hij kon wel zien. Daarna kreeg hij last van puntjes en streepjes die voor zijn ogen dansten. Er is geen afspraak met een oogarts gemaakt.
In zijn na de zitting toegezonden brief heeft klager, samengevat, weergegeven dat hem onrecht is aangedaan en dat hij wil dat een specialist naar zijn ogen kijkt.

De inrichtingsarts heeft in zijn schriftelijke reactie het volgende standpunt ingenomen. Klager is, vanwege het eczeem van zijn oogleden, op 26 november 2007 een licht corticosteroïd voorgeschreven. Op 7 december 2007 is klager gezien door een collega
inrichtingsarts. Deze heeft, vanwege het eczeem, geadviseerd de crème door te gebruiken. Op 7 januari 2008 kwam klager met het verzoek om een sterker werkend middel te krijgen. Daarbij is hem het risico van het gebruik van corticosteroïden uitgelegd en
zag klager af van die behandeling. Op 24 januari 2008 maakt klager voor het eerst melding van oogklachten. Deze zijn ontstaan twee weken nadat klager met het gebruik van de crème gestopt is.
De door klager genoemde oogklachten duiden niet op het (onjuiste) gebruik van de crème
-te weten het op het hoornvlies terecht komen van de crème- maar veeleer op een normaal verouderingsverschijnsel van het oogvocht.
Het gebruik van corticosteroïdecrèmes bij eczeem op de oogleden is in Nederland, ondanks de tekst in de bijsluiter, volstrekt gebruikelijk. Een kortdurend gebruik hiervan heeft vaak een uitstekend effect en de kans op de genoemde bijwerkingen is
uitermate gering.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klager de hydrocortisoncrème reeds twee maanden gebruikte en hem vervolgens een herhalingsrecept is gegeven. Mede gelet op het advies dat de crème bedoeld is voor
kortstondig gebruik, had de inrichtingsarts niet tot het verstrekken van een herhalingsrecept moeten overgaan. Van een bijzondere aanleiding dit wel te doen is niet gebleken. Het handelen van de inrichtingsarts moet derhalve worden aangemerkt als in
strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. Nu het langdurige gebruik geen nadelige consequenties heeft gehad, althans door klager niet aannemelijk is gemaakt dat zijn huidige klachten zijn toe te
schrijven aan het langdurige gebruik van de crème, zijn er geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep gegrond.

Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en R. Vogelenzang, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven