Nummer 23/35149/GA
Betreft […]
Datum 12 september 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[…] (hierna: de gedetineerde)
1. De procedure
De gedetineerde heeft een grief ingediend tegen het stelselmatig niet doorkrijgen van informatie van onder andere de geestelijke verzorging, zijn advocaat en Humanitas.
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard heeft op 20 juli 2023 het beklag niet-ontvankelijk verklaard (ZB-2023-603). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
De gedetineerde heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
2. De beoordeling
Klacht/grief
Op 3 juli 2023 heeft de gedetineerde het indieningsformulier voor een klacht of grief ingevuld. Op dit indieningsformulier heeft de gedetineerde geschreven dat er stelselmatig geen informatie aan hem wordt doorgegeven en aangekruist een bemiddelingsgesprek te willen over zijn grief met een lid van de Commissie van Toezicht (CvT) en een medewerker van de inrichting. Het woord klacht is door de gedetineerde doorgestreept. De beklagrechter bij de PI Heerhugowaard heeft vervolgens het beklag niet ontvankelijk verklaard, omdat ‘de klacht’ niet voldoende nauwkeurig was en hiermee niet was voldaan aan de eisen die de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) aan een klaagschrift stelt. In beroep voert de gedetineerde aan dat hij een grief heeft ingediend en verwachtte om met de maandcommissaris in gesprek te gaan. De grief is volgens hem ten onrechte als klacht aangemerkt en afgehandeld.
Bevoegdheid beklagrechter
Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende duidelijk dat de gedetineerde niet heeft bedoeld om een klacht tegen een beslissing van de directeur in te dienen, als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Uit het indieningsformulier komt naar voren dat de gedetineerde bemiddeling (zoals bedoeld in artikel 59a van de Pbw) ten aanzien van zijn grief wenste. De bemiddelingsprocedure gaat naar zijn aard vooraf aan een eventuele beklagprocedure. De beroepscommissie komt tot de conclusie dat er (nog) geen sprake was van een klacht die voor behandeling door de beklagrechter in aanmerking kwam. De beklagrechter had zich dan ook onbevoegd moeten verklaren om de – kennelijk als ‘klacht’ aangemerkte – grief te behandelen. Nu de beklagrechter zich in deze zaak ten onrechte bevoegd heeft verklaard van ‘de klacht’ kennis te nemen en het beklag vervolgens niet ontvankelijk heeft verklaard, zal de uitspraak van de beklagrechter worden vernietigd. De stukken zullen ter bemiddeling worden doorgestuurd naar de CvT.
3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en bepaalt dat de beklagrechter zich onbevoegd had moeten verklaren de (als klacht aangemerkte) grief in behandeling te nemen en bepaalt dat de stukken in handen van de CvT van de PI Heerhugowaard worden gesteld.
Deze uitspraak is op 12 september 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. W.S. Korteling, voorzitter, mr. F.H.J. van Gaal en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. L.A.E. Rijnja, secretaris.
secretaris voorzitter
Versie informatie document
Publicatie op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming:
Huidige versie: 1
Datum beschikbaarheid huidige versie: 27-09-2024 (vanaf dit moment beschikbaar op Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming)
Datum document:
Uitspraakdatum: 12-09-2024