nummer: 08/1670/GA
betreft: [klager] datum: 28 november 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Welvering, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek te Zutphen, is D. Schonewille, unit-directeur bij voormelde p.i. gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman, mr. A.J. Welvering heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Hij heeft daarbij om aanhouding van
de behandeling verzocht. Van de behandeling op 30 september 2008 is verslag opgemaakt en dit verslag is aan de unit-directeur, klager en zijn raadsman gezonden en aan de raadsman is de gelegenheid geboden om binnen veertien dagen na verzending van dat
verslag een schriftelijke reactie te geven. De raadsman heeft bij schrijven van 23 oktober 2008 schriftelijk gereageerd.
Op grond van haar onderzoek overweegt de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de beslissing om klager in een meerpersoonscel te plaatsen en
b het gebruik van onnodig veel geweld bij de overbrenging naar een afzonderingscel.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt – schriftelijk – nader toegelicht.
De directeur heeft aangevoerd dat klager volgens de inrichtingspsycholoog en –psychiater weliswaar een gedragsstoornis zou hebben maar dat er geen sprake is van een agressieregulatiestoornis. Dat verbaast klager. Toen klager kort voor 30 september 2008
heeft gesproken met de inrichtingspsychiater, gaf deze aan dat er geen exacte diagnose gesteld kon worden. Overigens wijst klager er op dat hij geen toestemming heeft gegeven voor het opvragen van medische gegevens door de directeur. Daarom kan hij
zich
niet vinden in hetgeen de directeur daaromtrent ter zitting naar voren heeft gebracht. Klager blijft bij zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt dat hij ten onrechte geschikt is verklaard voor plaatsing in een meerpersoonscel. Door de
directeur wordt ook erkend dat klager eerder, in de gevangenis Veenhuizen, wel in een eenpersoonscel is geplaatst. Klager betwist dat die plaatsing slechts een gunst van de directeur van die gevangenis zou zijn geweest. Klager is in verband met een
angststoornis al in het verleden ongeschikt verklaard voor plaatsing in een meerpersoonscel. Voorts is klager door de medische dienst van de p.i. Ter Apel nog onlangs, na een kort verblijf elders, ongeschikt verklaard voor plaatsing in een
meerpersoonscel. Klager heeft nog steeds last van een angststoornis, waarvoor hij ook medicatie verstrekt krijgt. Overigens wordt benadrukt dat een verblijf in een meerpersoonscel voor klager pas bezwaarlijk wordt als er daadwerkelijk een
medegedetineerde bij hem in die verblijfsruimte wordt geplaatst. Klager heeft bij de behandeling door de beklagrechter een origineel bewijsstuk met betrekking tot de contra-indicatie voor zijn plaatsing in een meerpersoonscel overgelegd. Uit dat stuk
komt naar voren dat klager ten onrechte geschikt is geacht voor plaatsing in een meerpersoonscel. Dat stuk ziet dus niet op de verwondingen die door de medische dienst bij klager aangetroffen.
Klager kan zich ook niet vinden in de lezing van de directeur van hetgeen is voorgevallen bij klagers overbrenging naar een afzonderingscel. Klager heeft in eerste instantie zijn medewerking verleend aan die overbrenging. Toen hem handboeien werden
aangelegd, gebeurde dat zodanig strak, dat klager het uitschreeuwde van de pijn. Daarom heeft hij toen verzet gepleegd tegen die overbrenging. Bij binnenkomst is klager, anders dan de directeur aanvoert, met zijn hoofd naar voren op de grond gegooid.
Hierbij heeft hij een schaafplek aan zijn voorhoofd opgelopen. De omstandigheid dat van een en ander geen camerabeelden zijn bewaard, komt voor rekening en risico van de directeur. De directeur legt overigens geen schriftelijke verklaringen van de
leden
van het Interne Bijstandsteam (IBT) over. Een dag na dit voorval is klager gezien door de medische dienst. Klager weet niet of de medische dienst de striemen op de polsen en de schaafplek op het voorhoofd heeft opgenomen als verwondingen in hun
gegevenssysteem. De directeur heeft klager de dag na die overbrenging wel gezien, maar dit gebeurde middels het luikje in de celdeur. De unit-directeur heeft klagers gezicht toen niet volledig kunnen zien. De unit-directeur heeft aangegeven niet uit te
kunnen sluiten dat klager toen ergens een schaafplek had.
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is iemand die volgens de inrichtingspsycholoog en –psychiater een gedragsstoornis heeft. Bij klager is geen sprake van een agressieregulatiestoornis maar zijn stoornis kan wel leiden tot agressief gedrag. Klager is in de gevangenis Ter Apel, zij
het moeizaam, wel hanteerbaar. Een van de redenen daarvoor is dat klager geen behandeling wenst, hij wil alleen medicatie verstrekt krijgen.
Klager had in eerste instantie geen bezwaren tegen zijn plaatsing in een meerpersoonscel. Hij kreeg pas bezwaren toen hij een medegedetineerde kreeg toegewezen die in klagers ogen niet gezond zou zijn en dus niet geschikt voor plaatsing in
meerpersoonscel. Nadat klager zijn bezwaren heeft geuit, zijn beiden opnieuw beoordeeld op hun geschiktheid. Beiden bleken meerpersoonscelgeschikt. De directeur heeft voorafgaand aan de behandeling van het beroep een en ander nagekeken in zowel het
penitentiair als het medisch dossiers (voor zover zij daartoe toegang heeft) van klager. Er is ten aanzien van klager nooit een ongeschiktheidsverklaring voor plaatsing in een meerpersoonscel afgegeven. Wel is hij, omdat een afdelingshoofd in de
gevangenis Veenhuizen hem terwille wilde zijn, in Veenhuizen in een eenpersoonscel geplaatst. Tijdens de overplaatsing naar de afzonderingscel is klager door leden van het interne bijstandsteam (IBT), die toen toevallig op de afdeling waren, naar die
afzonderingscel gebracht. Klager is toen niet overmeesterd. Hij zat in de recreatieruimte te wachten en is meegenomen. Toen hij geboeid werd, is hij zich gaan verzetten. Dat was de reden dat het afdelingshoofd besloot de overbrenging naar de
afzonderingscel te laten uitvoeren door die leden van het IBT. Ook tijdens de overbrenging heeft klager zich verzet. Bij binnenkomst in de strafcel heeft klager moeten knielen zodat de personeelsleden de cel veilig konden verlaten. Van hetgeen toen is
voorgevallen zijn – zo er al opnamen waren – geen video-opnames bewaard. Klager is de volgende dag gezien door de directeur. Zij heeft toen bij klager geen schaaf- of andere verwondingen waargenomen. De directeur heeft nog navraag bij de medische
dienst
gedaan en daar werd medegedeeld dat bij hen geen meldingen omtrent verwondingen van klager bekend waren. De directeur sluit niet uit dat klager ergens een schaafplek heeft gehad, maar daarvoor is hij niet door de medische dienst behandeld. De directeur
weet niet of de medische dienst een schaafplek als verwonding opneemt in het dossier.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag met betrekking tot klagers plaatsing in een meerpersoonscel geldt dat hetgeen daaromtrent door en namens klager in beroep naar voren is gebracht, niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Anders
dan klager meent, acht de beroepscommissie aannemelijk dat klager in Veenhuizen niet op medische gronden, maar omdat het afdelingshoofd hem terwille wilde zijn, is geplaatst in een eenpersoonscel. De omstandigheid dat klager inmiddels (weer) in een
eenpersoonscel verblijft maakt het niet anders. Het beroep moet daarom in zoverre ongegrond worden verklaard, met bevestiging van dit onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter.
Ten aanzien van onderdeel b van het beklag is door en namens klager aangevoerd dat klager tengevolge van het disproportioneel geweld verwondingen heeft opgelopen. De beroepscommissie acht aannemelijk dat er geweld is toegepast. Dat klager tengevolge
daarvan een schaafwond heeft opgelopen acht de beroepscommissie zeker niet uitgesloten. Er mag echter van worden uitgegaan dat het om een kleine verwonding is gegaan nu van medisch optreden en registratie daarvan geen sprake is geweest. Voor de
vaststelling van disproportionele geweldsuitoefening biedt het weinig gedetailleerde verhaal van klager onvoldoende aanknopingspunten. Ook ten aanzien van dit onderdeel van het beklag kan hetgeen in beroep naar voren is gebracht daarom niet leiden tot
een andere beslissing dan die van de beklagrechter. Dit onderdeel van het beroep zal daarom eveneens ongegrond worden verklaard met bevestiging van dit onderdeel van de uitspraak van de beklagrechter.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 november 2008
secretaris voorzitter