Nummer 24/40927/GV
Betreft [klager]
Datum 28 augustus 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De (toenmalig) Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 mei 2024 klagers verzoek om incidenteel verlof afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De beoordeling
Klager is sinds 5 september 2022 gedetineerd. Hij is voorlopig gehecht vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van zes jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. Op basis van de niet-onherroepelijke veroordeling zou klager op 3 september 2026 (voorwaardelijk) in vrijheid worden gesteld.
Bevoegdheid
Klager stelt zich op het standpunt dat verweerder onbevoegd zou zijn om te beslissen op het verzoek om incidenteel verlof. Klager zou al tweemaal eerder een positieve beslissing hebben ontvangen. Er zou daarnaast geen sprake zijn van de situaties zoals genoemd in artikel 32, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling).
De beroepscommissie volgt dit standpunt niet. Op grond van artikel 32, eerste lid, in samenhang bezien met artikel 32, tweede lid, aanhef en onder l, van de Regeling, geldt dat verweerder beslist indien het een verzoek betreft van een gedetineerde die, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan twee jaar. Nu klager voorlopig gehecht is vanwege een niet-onherroepelijk opgelegde gevangenisstraf van zes jaar, is verweerder wel degelijk bevoegd om te beslissen op klagers verzoek.
De regelgeving
Volgens artikel 1, aanhef en onder d, van de Regeling wordt onder ‘ouder’ verstaan: de ouder van de gedetineerde, alsmede de stiefouder, pleegouder of grootouder, voor zover deze gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld.
In artikel 21 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
In artikel 23 van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende grootouder van de gedetineerde.
In artikel 25, eerste lid, van de Regeling staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
Klagers verzoek
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof, omdat hij zijn oma wenst te bezoeken. Zij zou niet in staat zijn om naar de inrichting af te reizen.
Overwegingen van de beroepscommissie
De medisch adviseur acht het verlenen van incidenteel verlof op medische gronden geïndiceerd, omdat klagers oma vanwege haar gezondheidssituatie niet in staat is klager in de inrichting te bezoeken.
Het verzoek voldoet echter niet aan de in artikel 25 van de Regeling genoemde voorwaarden, nu de grootouder van de gedetineerde niet behoort tot de kring van de te bezoeken personen die niet in staat zijn de gedetineerde in de inrichting te bezoeken. Onder ‘ouder’ kan weliswaar ook een grootouder worden verstaan, maar slechts voor zover deze gedurende een langere tijd de ouderrol heeft vervuld. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat daarvan sprake is.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat klager bij zijn ouders is opgegroeid. Hij zou ook enige tijd hebben doorgebracht in een internaat en hij heeft in jeugddetentie gezeten toen hij zestien jaar was. In periodes dat het niet boterde tussen klager en zijn ouders, zou hij bij zijn oma hebben gewoond. De band met klagers moeder zou in de loop der jaren zijn hersteld. Tot voor zijn detentie woonde hij ook bij zijn moeder. Klager zou veel betrokken zijn geweest bij de zorg voor zijn oma, waardoor zij hem veel geld en cadeaus zou hebben gegeven.
Hoewel de beroepscommissie het voldoende aannemelijk acht dat klager met zijn oma een goede en nauwe band heeft, is zij van oordeel dat de informatie onvoldoende wijst op een langdurige ouderrol van klagers oma. Daarvoor is onvoldoende gespecifieerd welke rol klagers oma speelde op het moment dat klager daar verbleef en gedurende welke periode daarvan sprake is geweest. Klager zou ook (enige) financiële ondersteuning van zijn oma hebben gehad, maar het is onduidelijk gebleven in welke mate dat is geweest en op welk moment.
De medisch adviseur heeft daarnaast te kennen gegeven dat er in de beschikbare informatie geen duidelijk aanknopingspunt wordt aangetroffen voor een dreigend overlijden van klagers oma op korte termijn. Het verzoek voldoet hierom evenmin aan artikel 23 van de Regeling.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 28 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. G.C. Bos en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.