Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38892/GA, 15 augustus 2024, beroep
Uitspraakdatum:15-08-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Nummer    24/38892/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    15 augustus 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld over de onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de uitreiking van aangetekende post aan gedetineerden.

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem heeft op 15 december 2023 het beklag ongegrond verklaard (A-2023-310). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, en de directeur van de PI Arnhem in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De directeur handelt in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) door voor het ontvangen van aangetekende post meer persoonsgegevens te vragen en verwerken dan noodzakelijk. Andere gedetineerden kunnen de persoonsgegevens inzien doordat de directeur een lijst hanteert waarop klagers naam staat. Klager verwijst naar de grondslagen voor een rechtmatige verwerking als bedoeld in artikel 6 van de AVG. Na het indienen van de klacht voor de beklagcommissie heeft de directeur zijn werkwijze aangepast. 

Klager wenst het beroep tijdens een inhoudelijke behandeling toe te lichten.

Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep zijn standpunt niet toegelicht.

 

3. De beoordeling
Klager heeft, zo begrijpt de beroepscommissie, verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

De directeur hanteert voor de uitreiking van aangetekende poststukken aan gedetineerden een lijst met daarop enkele persoonsgegevens van gedetineerden. Volgens klager gaat het om de volledige naam van de gedetineerde en diens handtekening. Gedetineerden kunnen zo bij het in ontvangst nemen van hun poststuk op de lijst zien welke andere gedetineerden een poststuk hebben ontvangen. Klager meent dat dit in strijd is met de AVG. 

Volgens de directeur wordt de volledige naam niet langer genoteerd. Wel wordt behalve de datum van ontvangst van het poststuk en de trackingcode ook het SKN-nummer van de gedetineerde genoteerd (een uniek nummer, dat in de strafrechtketen aan een persoon of identiteit wordt gekoppeld).  

Het beklag is gericht tegen een algemene situatie, die niet specifiek klager betreft. Daarom is het beklag vergelijkbaar met een beklag tegen een algemene regel. Daartegen staat volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie alleen beklag open, als er sprake is van strijd met (hogere) wet- of regelgeving. Dat criterium dient dan ook te gelden in gevallen als deze.

Gelet op de beheerstaak van de directeur als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, waartoe ook moet worden gerekend de organisatie rond de postverwerking ten behoeve van gedetineerden, is de beroepscommissie van oordeel dat de gegevensverwerking rondom de uitreiking van aangetekende post kwalificeert als het ‘verwerken van persoonsgegevens ter uitvoering van de Penitentiaire beginselenwet’ (tenuitvoerleggings¬gegevens), waar de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) op van toepassing is.  Klagers stelling dat de postuitreiking niets met tenuitvoerlegging te maken zou hebben (waardoor niet de Wjsg maar de AVG van toepassing zou zijn), wordt dus niet gevolgd. De wijze waarop het contact met de buitenwereld (waaronder het ontvangen van post) in een penitentiaire inrichting voor gedetineerden wordt georganiseerd, kan niet los worden gezien van de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel en wordt daar mede door gekleurd. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag verder toetsen aan de Wjsg.

In artikel 3, derde lid, van de Wjsg – te lezen in samenhang met de artikelen 51a, tweede lid, en 51b, eerste lid, van de Wjsg – is bepaald dat tenuitvoerleggingsgegevens door of namens de directeur van de inrichting slechts mogen worden verwerkt voor zover dit behoorlijk en rechtmatig is, de gegevens rechtmatig zijn verkregen en de gegevens, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig zijn. 
   
De beroepscommissie is van oordeel dat de verwerking van aangetekende post op de manier zoals door klager omschreven (met opneming van de volledige namen van de gedetineerden), niet noodzakelijk of ter zake dienend is. Dit blijkt ook wel uit het feit dat de wijze van post verwerken, naar aanleiding van de klacht van klager, met een relatief eenvoudige ingreep kon worden aangepast. 

De oorspronkelijke wijze van postverwerking voldeed niet aan de eisen van de Wjsg. Er is sprake van strijd met wet- en regelgeving. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen van €7,50.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €7,50,-.


Deze uitspraak is op 15 augustus 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.T.W. van Ravenstein, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.C.M. Wouda-van Velzen, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven