Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2095/GM, 28 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:28-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2095/GM

betreft: [klager] datum: 28 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 augustus 2008 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn – met bijstand van een tolk in de Chinese taal – gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.J. Lamers, advocaat, advocaat te
Utrecht, [...], hoofd van medische dienst bij voormeld Detentiecentrum en [...] plaatsvervangend locatiedirecteur bij voormeld Detentiecentrum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 juli 2008, betreft het onvoldoende aandacht en zorg bieden met betrekking tot de gevolgen van een (mislukte) polsoperatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft langere tijd geleden, meer dan zevenentwintig maanden, een polsoperatie ondergaan. Inmiddels kan hij zijn hand niet meer bewegen. Klager is kort na zijn binnenkomst in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn gezien door de huisarts. Op dat
moment droeg klager nog steeds een brace om zijn pols en hij gebruikte toen medicatie. Klager is vanuit het Detentiecentrum in het ziekenhuis geweest maar daar werd hij niet behandeld. Klager heeft het gevoel dat hij door de medische dienst aan het
lijntje gehouden wordt en dat zij feitelijk niets voor hem willen doen. De klacht is ingediend op 30 juli 2008. Klager heeft bij binnenkomst in de inrichting aangegeven dat hij graag wilde dat hij naar gevolg kon geven aan een oproep voor een operatie
aan zijn pols. Dat werd hem echter niet toegestaan. Men vond het nodig dat er een nieuwe afspraak gemaakt zou worden. Klager heeft het gevoel dat men hem niet wilde behandelen. De problemen die ontstaan zijn, hebben allemaal te maken met
communicatieproblemen. Op het moment van indienen van het bemiddelingsverzoek was er nog geen adequaat behandelingsvooruitzicht. Inmiddels is klager nog steeds niet behandeld aan zijn pols. Klager heeft een uitgebreide voorgeschiedenis met betrekking
tot de onderhavige problematiek. Daarom had door de arts c.q. de medische dienst actie moeten worden ondernomen.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Het hoofd van de medische dienst van het Detentiecentrum legt een brief over van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) van 12 augustus 2008. De voorzitter deelt de inhoud daarvan mede aan klager en de raadsman. Toen klager in het
Detentiecentrum aankwam heeft klager een intake gehad bij de medische dienst. Op dat moment waren er nog geen medische gegevens van het ziekenhuis bekend. Er was enkel bekend dat klager in het UMCG was geweest en dat de uitslag van dat onderzoek nog
niet bekend was. Door de medische dienst is toen actie ondernomen en uiteindelijk is die uitslag op 12 augustus 2008 per fax aan de medische dienst gezonden. Naar aanleiding van die brief is verdere actie ondernomen. Voor klager is een afspraak gemaakt
bij het Penitentiair ziekenhuis terwijl hij ook door een orthopeed is gezien. Bij dat consult was weliswaar geen tolk aanwezig, maar de orthopeed heeft aangegeven dat hij klagers pols heeft onderzocht en dat hij voorstelt om klager eerst met
fysiotherapie te behandelen. Hij vraagt zich namelijk af of de eerder voorgestelde operatie de klachten van klager zal verhelpen. Klager krijgt nu fysiotherapie. Door de medewerkers van de medische dienst is alles met klager – met tussenkomst van een
tolk – besproken.

3. De beoordeling
Klager die tengevolge van een eerder uitgevoerde polsoperatie nazorg behoeft teneinde de bewegingsmogelijkheden van zijn hand te optimaliseren, heeft op 25 juli 2008 in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn een intakegesprek gehad bij de medische
dienst aldaar. Bij die gelegenheid zijn ook klagers klachten tengevolge van een polsoperatie ter sprake gekomen. Namens de inrichtingsarts is naar voren gebracht dat het enige tijd heeft geduurd alvorens alle medische gegevens van klager bij de
medische
dienst bekend waren en er verdere stappen ondernomen konden worden om de polsaandoening adequaat te behandelen. Zo moest er – ondermeer – de uitslag van een onderzoek in het UCMG opgevraagd worden, welke uitslag uiteindelijk op 12 augustus 2008 bij de
medische dienst is ontvangen. Vervolgens zijn de nodige stappen ondernomen en is een aanvang gemaakt met een behandelplan.
Klager heeft op 30 juni 2008 bij de medisch adviseur een verzoek om bemiddeling ingediend. De beroepscommissie dient zich bij de beoordeling van de klacht te beperken tot het moment van indienen van die klacht. De vraag die daarom beantwoording behoeft
is of de acties van de inrichtingsarts, onder wiens verantwoordelijkheid de medische dienst valt, dan wel het ontbreken van acties, in de periode van 25 juli 2008 tot 30 juli 2008 kunnen leiden tot het oordeel dat er onvoldoende zorgvuldig is gehandeld
door de arts. De beroepscommissie beantwoordt die vraag ontkennend. Na de medische intake van klager heeft de medische dienst adequate actie ondernomen om de relevante gegevens van klager te verzamelen en om aan de hand daarvan een behandelplan op te
stellen.
Hoewel de beroepscommissie begrip heeft voor het feit dat elke zonder behandeling verstreken dag voor klager een dag te veel is, vereist de zorgvuldigheid dat eerst het medisch dossier zo veel als mogelijk wordt gecompleteerd alvorens daadwerkelijk een
behandeling te starten. In dit geval heeft klager na vijf dagen geklaagd. Nu aannemelijk is dat door of namens de arts in die vijf dagen acties zijn ondernomen om de voor de behandeling van klagers pols benodigde gegevens te krijgen, kan het handelen
van inrichtingsarts in deze niet als onzorgvuldig worden gekwalificeerd. De beroepscommissie is daarom, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in
strijd
met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, drs. M.F. van Brederode - Zwart en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 28 december 2008

secretaris voorzitter

Naar boven