nummer: 08/2697/GV
betreft: [klager] datum: 24 november 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 oktober 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van (begeleid) incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klagers dochter van drie jaar oud verblijft in een gezinsvervangend tehuis. Het is voor haar niet mogelijk om klager in de inrichting te bezoeken. Dit wordt ook ontraden door de jeugdzorg vanwege haar
kwetsbaarheid. Ze heeft veel moeten doorstaan voordat ze door jeugdzorg bij haar moeder werd weggeplaatst. Ze zit op een geheim adres. Klager onderhoudt regelmatig via een zogenaamde omgekeerde bezoekregeling contact met haar om niet van elkaar te
vervreemden. Klager is al een keer onder begeleiding naar jeugdzorg te Groningen gegaan om contact met haar onder begeleiding van jeugdzorg op te bouwen. Dit is goed verlopen. Vervolgens is als aanvullende voorwaarde erkenning van ouderschap gesteld en
klager heeft hieraan voldaan. Hij begrijpt niet waarom zijn volgende aanvraag voor omgekeerd bezoek vervolgens is afgewezen.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek tot (begeleid) incidenteel verlof gedaan om op bezoek te gaan bij zijn drie jaar oude dochter. Het dochtertje valt onder verantwoordelijkheid van de William Schrikker Jeugdbescherming. De gezinsvoogd van de jeugdbescherming
acht
een bezoek in de inrichting een niet gewenste ervaring en niet in het belang van het kind. Zij acht een bezoek van de vader aan het kind alleen mogelijk op neutrale grond. Gebleken is dat er een serie van vijf bijeenkomsten is gepland. Uit informatie
blijkt ook dat klager het kind dat hij wil bezoeken niet heeft erkend. Het verzoek tot incidenteel verlof is afgewezen op grond van het feit dat de jeugdbescherming in de inrichting op bezoek kan komen. Binnen een inrichting zijn er verschillende
mogelijkheden tot bezoek. Een bezoek zonder toezicht is mogelijk en er bestaan ook mogelijkheden tot een vader-kindbezoek. Voor alle kinderen is het een niet gewenste situatie om hun ouder in een gevangenis te moeten bezoeken. Helaas is dit inherent
aan
een detentie. Vanuit klager en de jeugdbescherming heeft er geen enkele inspanning plaatsgevonden voor wat betreft het vragen naar mogelijkheden voor een ontspannen bezoek binnen de inrichting. Gezien de mogelijkheid van de jeugdbescherming om met het
kind de vader binnen de inrichting te bezoeken is de noodzaak voor een (begeleid) incidenteel verlof niet aangetoond. Op het moment dat klager een begeleid incidenteel verlof heeft gekregen in juli 2008 was niet bekend dat er een hele serie bezoeken
gepland stond. Het betrof een verzoek tot een éénmalig bezoek.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft in het advies ten aanzien van het incidenteel verlof de mening van de gezinsvoogd weergegeven en geen eigen advies geformuleerd.
De gezinsvoogd van de William Schrikker Groep heeft aangegeven dat het niet in het belang van het driejarig kind is dat zij haar vader in de gevangenis bezoekt. Voor een peuter is dit een bijzonder indrukwekkende en niet gewenste ervaring. Aangezien de
William Schrikker Groep als jeugdbeschermer optreedt in het belang van het kind kan het begeleide bezoek alleen plaatsvinden op neutraal terrein bij de basegroep in Groningen met de benodigde begeleiding.
3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 24 maanden, 6 maanden en 9 maanden met aftrek, wegens onder meer oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 december 2008. Aansluitend dient hij eventueel
vervangende hechtenis van een jaar, twaalf maanden en 99 dagen in verband met schadevergoedingsmaatregelen en 20 dagen vervangende hechtenis en 87 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te
ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede aanvraag van incidenteel verlof om zijn dochter (onder begeleiding) te bezoeken.
Uit artikel 25, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnd kind indien dit kind wegens medische of psychische belemmeringen
niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten.
Uit artikel 25, tweede lid, van de Regeling volgt dat incidenteel verlof voor een bezoek aan een kind jonger dan twaalf jaar daarnaast kan worden verleend indien redenen van sociaal-psychologische aard zich tegen een bezoek van het kind aan de
inrichting verzetten en de gedetineerde het recht op omgang met het kind niet is ontzegd.
Niet is gebleken dat klagers dochter hem niet onder begeleiding van een medewerker van de jeugdzorg in de inrichting zou kunnen bezoeken en dat het noodzakelijk zou zijn dat klager zijn dochter buiten de inrichting bezoekt. Door de gezinsvoogd is
slechts in algemene termen aangegeven dat een dergelijk bezoek voor een peuter een bijzonder indrukwekkende en niet gewenste ervaring is. Nu er geen specifieke redenen zijn aangevoerd die erop duiden dat klagers dochter klager niet in de inrichting
zou
kunnen bezoeken en uit de informatie van de selectiefunctionaris volgt dat er afspraken kunnen worden gemaakt over het bezoek opdat dit op een ontspannen wijze zal kunnen plaatsvinden, is de beroepscommissie van oordeel dat, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 november 2008.
secretaris voorzitter