Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1713/TA, 21 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1713/TA

betreft: [klager] datum: 21 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel, locatie Maastricht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Door het secretariaat is aan het hoofd van de inrichting per e-mail gevraagd om nader te reageren op het beroep.

Een nadere reactie van het hoofd van de inrichting is op het secretariaat ontvangen op 16 oktober 2008. Een afschrift van de reactie is toegestuurd aan klager en zijn raadsman mr. N.A. Heidanus.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft a. de wijze waarop klager wordt behandeld c.q. het niet behandelen van klager en b. de onjuistheid van telefoongegevens.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beklag is formeel gegrond omdat de raadsman nimmer in de gelegenheid is gesteld om een reactie te geven op het verweer van de inrichting en/of een
nadere invulling te geven op het klaagschrift. Dit is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Beklag a. betreft niet alleen de wijze waarop het hoofd van de inrichting de zorgplicht betracht, maar ook het feit dat klager vanaf zijn opname in januari 2007 geen specifieke of specialistische therapie krijgt, derhalve het niet betrachten van de
zorgplicht. Het is verheugend dat de inrichting heeft laten weten dat in juni 2008 een gesprek met het hoofd behandeling heeft plaatsgevonden en dat klagers behandeling inmiddels kennelijk goed op gang is gekomen. Eén en ander neemt niet weg dat
hiervoor een klacht noodzakelijk is geweest en dat klager al ver vóór april 2008 zijn ongenoegen over het uitblijven van doelmatige en adequate behandeling kenbaar heeft gemaakt. Uit aantekeningen van de maandcommissaris volgt: “het is een veel
voorkomende klacht en volgens het personeel klopt het verhaal wel: er is momenteel te weinig specialistische therapeutische kennis in huis. Het komt momenteel zeer langzaam van start.”. Klager is op 17 januari 2007 in de inrichting opgenomen en is
begin
maart 2008 overgeplaatst naar de behandelafdeling te Maastricht. De behandeling, waarvoor klager erg gemotiveerd is, is tot op heden inadequaat en ineffectief geweest. Dit komt zeker niet door klagers houding. Hij heeft maar liefst vijftien maanden op
de opnameafdeling gezeten, waar niet of nauwelijks doelmatige behandeling heeft plaatsgevonden. Na indiening van de klacht heeft klager een keer per week delictanalyse gekregen plus de standaardblokken. Deze gang van zaken is onaanvaardbaar. Gelet op
het doel en de strekking van de tbs en de bedoeling van de strafrechter met het opleggen van de maatregel moet worden vastgesteld dat de behandeling van klager over de afgelopen anderhalf jaar ondoelmatig en onvoldoende is, temeer nu de inrichting
geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat klager de afgelopen periode adequate, specifieke of effectieve behandeling heeft genoten. Daarmee heeft de inrichting de wettelijke zorgplicht geschonden. Dat mogelijkerwijs na de indiening van de klacht de
behandeling (beter) is opgestart doet aan het voorgaande helemaal niets af. Voor wat betreft onderdeel b. van het beklag wordt gerefereerd aan het oordeel van de beroepscommissie.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep met betrekking tot onderdeel a. van het beklag het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wordt klinische therapie geboden. Hij ontvangt een geïntegreerde behandelvorm
bestaande uit diverse sociotherapeutische, therapeutische en dagbestedingmodules. Dit wordt besproken met klager en vastgelegd in zijn individuele behandelplan. Klager is op 17 januari 2007 opgenomen op de opnameafdeling te Grave. Het opnameprogramma
kende bij klager een moeilijke start. Op 6 maart 2008 is klager opgenomen op de huidige behandelafdeling Aswan 1 te Maastricht. In het algemeen kan worden gesteld dat elke behandelmodule of elk therapeutisch contact bij klager een moeilijke start kent.
Klager neemt een passieve ongeïnteresseerde houding aan in de eerste contacten. In gesprek antwoordt hij kort en weinig genuanceerd, waaruit weinig empathie ten aanzien van de slachtoffers of van diepgaand eigen probleeminzicht blijkt. De eerste
periode
op een nieuwe afdeling wordt voornamelijk gezien en ervaren als een periode van gewenning en aftasting zowel voor de verpleegde, diens medeverpleegden als de medewerkers. In het geval van klager is eveneens sprake geweest van wijziging van locatie. Dit
betekent dat de behandeling volledig moest worden overgenomen door een nieuw team van behandelaars, hetgeen een vertragende werking voor de behandeling met zich mee kan brengen. Ondanks het feit dat klagers behandeling momenteel zeer goed vorm heeft
gekregen, was blijkens de rapportages van april 2008 voor klager geen therapeutisch contact ingepland. Klager heeft toentertijd wel een dagvullend programma gevolgd onder meer bestaande uit weekgesprekken met sociotherapie en trajectbegeleiding. Ook de
sociotherapeutische modules en dagmodules maken onderdeel uit van het totaalpakket klinische therapie. Derhalve kan niet worden gesteld dat de kliniek jegens klager in de periode april 2008 de zorgplicht niet is nagekomen.

3. De beoordeling
Door klagers raadsman is aangevoerd dat hij door de beklagcommissie niet in staat is gesteld om te reageren op de reactie van het hoofd van de inrichting en/of een nadere aanvulling te geven op het klaagschrift. Nu klager en zijn raadsman in het kader
van de beroepsprocedure daartoe ruimschoots in de gelegenheid zijn gesteld en het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld, kan aan dit verweer voorbij worden gegaan.

Met betrekking tot onderdeel a. wordt overwogen dat het (vermeend) niet naleven van de zorgplicht waardoor een wettelijk recht, in casu artikel 17 Bvt, wordt geschonden volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beklagwaardig is. De
beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagrechter op dit punt vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag. Inhoudelijk wordt overwogen dat uit de reactie van het hoofd van de inrichting volgt dat klagers behandeling na zijn
overplaatsing naar de locatie Maastricht in maart 2008 een moeizame start heeft gekend. Klager diende te wennen aan de nieuwe setting en behandelaars en heeft in het begin een passieve en ongeïnteresseerde houding aangenomen. In de maand april 2008, de
periode waarover klager zich beklaagt, is klager een dagvullend programma met onder meer weekgesprekken, sociotherapie en trajectbegeleiding geboden.
Gelet op bovenstaande omstandigheden, is de beroepscommissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de zorgplicht voor wat betreft klagers behandeling niet is betracht. Zij zal het beklag in zoverre alsnog ongegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel a. voor wat betreft de wijze van betrachten van de zorgplicht en onderdeel b. kan hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het
beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a. voor wat betreft het niet betrachten van de zorgplicht vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Met betrekking tot onderdeel a. voor wat betreft de wijze van betrachten van de zorgplicht en onderdeel b. verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 21 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven