Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1600/TA, 20 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:20-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1600/TA

betreft: [klager] datum: 20 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 23 juni 2008 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van de inrichting om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagrechter
De beklagen betreffen het niet doorgaan van begeleid verlof op 30 en 31 december 2007 vanwege personeelsgebrek.

De beklagrechter heeft de beklagen gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 56, tweede lid onder a, Bvt staat alleen beklag open tegen de intrekking indien het verlof op het moment van intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd. In onderhavige zaak is echter geen sprake van
intrekking van een dergelijk verlof.
Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 18 november 2004, nummer 04/2044/TA, waarin werd bepaald dat het (vermeend) niet betrachten van een zorgplicht door het hoofd van de inrichting beklagwaardig is, als daardoor een in de wet of
regelgeving neergelegd recht wordt geschonden. De wijze van betrachten van een zorgplicht is niet beklagwaardig. Voor zover klagers klachten zien op het niet betrachten van de zorgplicht en het schenden van klagers recht op verlof, had klager daarin
niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Er is immers geen sprake van een in de wet neergelegd recht op verlof. Het hoofd van de inrichting kan met machtiging van de Minister bepalen wanneer daadwerkelijk verlof verleend wordt.
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt kan alleen worden geklaagd over intrekking van verlof dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond van individuele omstandigheden van de
betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt.

De wetgever heeft blijkens de Memorie van toelichting op artikel 50 en 51 Bvt geen rechtsmiddel willen openstellen tegen de intrekking van kortdurende verloven: ‘Het verlof biedt een toetsingsmogelijkheid van gedragsverandering en een mogelijkheid om
met andere of nieuwe leef- en woonsituaties te experimenteren, waardoor de staf van de inrichting en de TBS-gestelde inzicht krijgen in de mogelijkheden en beperkingen. Een te sterke juridisering van het verlofbeleid kan schadelijk zijn voor het
verplegingsproces. Het openstellen van beroep tegen de intrekking van verloven die op het moment van intrekking slechts kort, variërend van enkele uren tot enkele dagen, hebben geduurd, zal een remmend effect op de verlofverlening hebben.’

Volgens vaste jurisprudentie bestaat er geen recht op verlof en is het telkens aan het hoofd van de inrichting om te bepalen of het verantwoord is of een verpleegde, voor wie een machtiging voor verlofverlening is afgegeven, op een bepaald moment
daadwerkelijk verlof wordt verleend, waarbij telkens wordt bezien of de betreffende verpleegde aan de voorwaarden voor verlofverlening voldoet.
Geen beklag staat open tegen het niet verlenen van op zichzelf door het ministerie toegestaan begeleid verlof vanuit de inschatting van het hoofd van de inrichting dat dit op de verpleegde betreffende gronden niet verantwoord wordt geacht.

Uit de stukken blijkt dat het begeleide wandel-/fietsverlof van klager onder meer stond gepland op 29 en 30 december 2007. Beide keren is het verlof niet doorgegaan en dit is uitsluitend te wijten aan een krappe personeelsbezetting op afdeling IV, waar
klager verblijft. Volgens klager was dit ook al vaker gebeurd maar bij die gelegenheden heeft hij geen klaagschrift ingediend. In een reactie op het klaagschrift heeft de inrichting de beklagcommissie ook laten weten dat men op de afdeling waar klager
verblijft regelmatig te kampen heeft met een krappe personeelsbezetting waardoor de verloven niet altijd doorgang kunnen vinden.

Onder deze omstandigheden moet het niet kunnen verlenen van bedoeld begeleid verlof qua rechtsgevolg worden gelijkgesteld aan intrekking van verlof en moet deze intrekking als beklagwaardig worden aangemerkt. De ratio van de uitsluiting van
rechtsmiddelen tegen de intrekking van kortdurende verloven is immers in de onderhavige zaak niet aan de orde. Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om een verpleegde in een dergelijk geval een rechtsmiddel te onthouden.
Voorts staat vast dat de intrekkingen geen verband houden met de individuele omstandigheden van klager, zodat deze in strijd met de wet hebben plaatsgevonden.

Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 20 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven