Nummer 23/36549/GM
Betreft [klager]
Datum 25 juni 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij ten onrechte niet volledig arbeidsongeschikt (AO) is verklaard.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, het hoofd zorg en het plaatsvervangend hoofd zorg, namens de inrichtingsarts, gehoord op de digitale zitting van 28 mei 2024. Klager is daarbij telefonisch gehoord.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De aangeboden arbeid is niet passend voor klager. De beslissing dat klager arbeidsgeschikt is, is onzorgvuldig genomen, want er is niet met aandacht gekeken naar zijn klachten. De inrichtingsarts vond in 2021 dat klager, omdat hij aan kwam lopen, werkzaamheden kon verrichten. Klager had echter toen reeds chronische pancreatitis met zware medicatie tegen de pijn. Ook had hij blijvend last van zijn hoofd na een aanval eerder dat jaar. Later bleek hij ‘small vessel disease’ te hebben. Klager heeft door zijn medische klachten, met name in de ochtend, onvoldoende energie om naar de arbeid te gaan, maar daar wordt onvoldoende rekening mee gehouden. Hij heeft al zijn energie nodig voor zijn persoonlijke verzorging, eten en studie. Zijn medische situatie is sindsdien niet verbeterd.
Standpunt van de inrichtingsarts
Bij binnenkomst in de PI Vught ging klager ervan uit dat zijn AO-status, zoals die in een andere PI gold, automatisch zou worden overgenomen. In 2021 heeft de medisch adviseur al geoordeeld dat er geen reden is waarom klager geen aangepaste arbeid zou kunnen verrichten en dat de beoordeling voldoende is onderbouwd.
Zoals blijkt uit de informatie in MicroHis en zoals vermeld in de beoordeling van de medisch adviseur, blijkt dat er aanzienlijke zorg is besteed aan de situatie van klager. Verpleegkundigen en huisarts(en) hebben herhaaldelijk met klager gesproken om uit te leggen dat er geen AO-status van toepassing is en dat aangepaste werkzaamheden mogelijk zijn in overleg met de arbeid. Ook is benadrukt dat de mogelijkheden per inrichting kunnen verschillen, waarbij de PI Vught specifiek aangepast werk kan aanbieden in overeenstemming met de arbeid.
Met klager zijn vaste afspraken gemaakt om zijn gezondheidssituatie te monitoren: om de vier weken heeft hij een gesprek met een vaste verpleegkundige en, als er urgente kwesties spelen, kan de mentor contact opnemen met de medische dienst om te bekijken of eerdere gespreksmomenten mogelijk zijn. Verzoekbriefjes met herhaalrecepten en andere zaken mogen op elk moment worden ingeleverd. Daarnaast wordt wekelijks de gezondheid van klager besproken met de afdelingsmentor. Dit geeft aan dat er een actieve betrokkenheid is van de medische dienst bij de gezondheid van de klager en dat er sprake is van duidelijke communicatie over de arbeidsmogelijkheden binnen de PI. Aangesloten wordt bij de medisch adviseur dat er zorgvuldig is gehandeld.
3. De beoordeling
Op grond van de stukken, het medisch dossier en wat besproken is ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat klager in een eerdere inrichting een AO-status had, maar dat in de PI Vught de inrichtingsarts heeft uitgelegd dat daar strengere regels gelden en dat aangepast werk verricht kon worden in overeenstemming met de arbeid. Uit het medisch dossier volgt dat de inrichtingsarts aan klager heeft uitgelegd dat helemaal niet werken niet aan de orde was. De inrichtingsarts constateerde dat klager lopend binnenkwam en zijn armen en benen kon gebruiken, maar ook dat hij beperkingen had door pijnklachten. Klager zou volgens de inrichtingsarts één uur per dag (therapeutisch) werk kunnen verrichten.
In het medisch dossier valt verder te lezen dat klager chronische pancreatitis heeft en daarvan dagelijks pijnklachten ondervindt en dat hij had aangegeven last van zijn hoofd te hebben. Voorts wordt melding gemaakt van diabetes, chronische nekklachten met uitstraling, hypertensie, hyponatriëmie, overprikkeling en stress. Klager was bij de medische dienst in beeld in verband met zijn gezondheidsklachten en medicatie.
De beroepscommissie stelt voorop dat het gegeven dat klager in een andere inrichting geen werkzaamheden heeft hoeven doen, niet betekent dat de inrichtingsarts van de PI Vught gehouden is klager ook AO te verklaren. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden die in de PI kunnen worden verricht zal de inrichtingsarts zelfstandig moeten beoordelen of klager AO is. Hierbij speelt een rol dat de arbeid in een PI een ander karakter en functie heeft dan in de maatschappij. Arbeid dient (mede) om de gedetineerde een zinvolle dagbesteding te geven.
Hoewel de klachten van klager niet zonder meer uitsluiten dat klager werkzaamheden zou kunnen verrichten, is de beroepscommissie van oordeel dat uit het medisch dossier en de toelichting namens de inrichtingsarts onvoldoende concreet is gebleken hoe klagers gezondheidsklachten en beperkingen in kaart zijn gebracht en hoe dat tot een advies ten aanzien van klagers arbeidsmogelijkheden heeft geleid. Gezien klagers uitgebreide gezondheidsproblematiek en de invloed daarvan op zijn dagelijks functioneren, had de inrichtingsarts meer inzichtelijk moeten motiveren hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. Op grond van de beschikbare informatie blijkt derhalve onvoldoende dat dit oordeel zorgvuldig tot stand is gekomen.
Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €40,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €40,-.
Deze uitspraak is op 25 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter