Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1866/GA, 10 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1866/GA

betreft: [klager] datum: 10 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2008 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, alsmede tegen de beslissing om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen van € 15,=.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2008, gehouden in de locatie Ooyerhoek, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij voormelde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een schending van de privacy van klager doordat op 28 mei 2008 een groep bezoekers in de inrichting is toegelaten zonder dat klager daarvan voordien op de hoogte was gesteld.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en bepaald dat klager een tegemoetkoming wordt toegekend van
€ 15,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 28 mei 2008 bezocht een aantal medewerkers van de Rijksgebouwendienst en ambtenaren van het ministerie van justitie de inrichting. Het betrof daarbij een ambtelijk bezoek. De directeur voert aan dat hij verschil zou willen maken tussen de
verschillende typen bezoekers en de aard van het bezoek. De inrichting heeft te maken met veel bezoekers. Bijna al die bezoekers komen tijdens kantooruren. Gelet op het aantal bezoeken en de aard van die bezoeken is het voor de directeur praktisch
gezien niet goed mogelijk om de gedetineerden steeds weer van elk bezoek op de hoogte te stellen. Daarnaast zijn er verschillende mogelijkheden waarbij gedetineerden en bezoekers elkaar kunnen tegenkomen. Het is ondoenlijk om bij elk bezoek individuele
gedetineerden in de gelegenheid te stellen zich terug te trekken in hun cel. Anders dan zijn collega in een eerdere beroepszitting over een soortgelijke zaak heeft gesteld, acht de directeur dit evenals zijn mededirecteuren in strijd met een goede
bedrijfsvoering. Het probleem is dat individueel in- en uitsluiten nogal personeelsintensief is.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager vindt dat hij zelf moet kunnen bepalen of hij wordt geconfronteerd met bezoekers. Als voorbeeld noemt hij het bezoekuur, daar kiest hij zelf voor. Als er echter bezoekers op de arbeidszaal komen wordt klager niet in de gelegenheid gesteld zich
terug trekken. Klager vraagt zich af of het niet mogelijk zou zijn om het bezoek aan te kondigen via de intercom. In dat geval kan klager zich dan tijdig terugtrekken. Klager wil tijdens zijn detentie geen personen tegenkomen die hij ook kan treffen na
zijn detentie. Klager bedoelt dan met name toekomstige werkgevers of collega’s.

3. De beoordeling
In de beslissing van 25 juli 2008, nr. 08/1115/GA is het volgende overwogen: “Wanneer in de inrichting personen van buiten op ambtelijk bezoek komen en daarbij de ruimten waar gedetineerden verblijven betreden, kan dit worden aangemerkt als een inbreuk
op de persoonlijke levenssfeer van de gedetineerde. Dat geldt temeer als onder de bezoekers -zoals in dit geval vaststaat - particuliere ondernemers zijn die (in het verleden) in een functionele relatie hebben gestaan met gedetineerden. Dergelijke
bezoeken in de inrichting zijn soms - en in het onderhavige geval is dat niet betwist - in het belang van de bedrijfsvoering noodzakelijk. De bezoeken vormen, overigens mede in aanmerking genomen dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in een
dergelijk geval als regel beperkt zal blijven tot de mogelijkheid dat een gedetineerde herkend wordt en in aanmerking genomen dat de inbreuk tot op zeker hoogte inherent is aan het ondergaan van detentie, niet zonder meer een ongeoorloofde inbreuk op
de
persoonlijke levenssfeer. Echter, op de directeur rust bij bezoeken als de onderhavige wel de verplichting om de inbreuk zoveel mogelijk te vermijden dan wel zo beperkt mogelijk te doen zijn. Met de directeur is de beroepscommissie dan ook van oordeel
dat het wenselijk is het bezoek tevoren aan gedetineerden bekend te maken zodat ze in de gelegenheid zijn om zich terug te trekken op cel. In het onderhavige geval is niet aannemelijk geworden dat de gedetineerden voor het bezoek de mededeling hebben
gehad dat er bezoek in aantocht was en dat er de gelegenheid bestond om zich op cel terug te trekken. Gesteld noch gebleken is dat daarvoor in verband met spoed, de aard van het bezoek of om enige andere reden geen gelegenheid was.”

Thans is door de directeur gesteld dat de bedrijfsvoering eraan in de weg staat gedetineerden in de gelegenheid te stellen zich in de cel terug te trekken. De bedrijfsvoering moet aangemerkt worden als enige andere reden als in de beslissing van 25
juli jl. Wanneer bij elk bezoek individuele gedetineerden de gelegenheid moet worden gegeven zich in de cel terug te trekken, is een intensievere personeelsinzet nodig. Naar het oordeel van de beroepscommissie is dat voldoende aannemelijk en is het in
het algemeen een factor die mede in aanmerking moet worden genomen. Bovendien heeft de directeur aangevoerd dat er reden is rekening te houden met de aard van het bezoek. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het zowel van betekenis of het bezoek
is dat al dan niet beroepshalve komt, als of het bezoekers betreft die al dan niet in dienst van justitie zijn. Daar komt nog bij dat ook het aantal bezoekers van betekenis is.

Reeds uit elementaire omgangsvormen volgt dat wanneer bezoekers een ruimte betreden (kort) tevoren dan wel bij het betreden van de ruimte wordt meegedeeld dat er bezoekers de ruimte betreden. Het verdient voorkeur dat tevens het doel van het betreden
van de ruimte wordt meegedeeld. Of gedetineerden zich in dat geval kunnen terugtrekken in hun cel is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daartoe moeten in ieder geval worden gerekend de aard en omvang van het bezoek, de beschikbaarheid van
voldoende personeel en de spoedeisende aard van het bezoek. Bovendien is bij de afweging van de verschillende factoren van belang of een gedetineerde tevoren uitdrukkelijk heeft kenbaar gemaakt dat hij bij bezoek in de gelegenheid wenst te worden
gesteld zich op cel terug te trekken. Dit brengt bijvoorbeeld mee dat wanneer een groep van vijf bezoekers of meer de inrichting bezoekt, het voor de hand ligt dat gedetineerden in de gelegenheid worden gesteld zich op cel terug te trekken en er niet
te
snel vanuit kan worden gegaan dat dit door personeelstekort onmogelijk is. In de regel zal immers tevoren wel tijdig bekend zijn dat een groep bezoekers van een dergelijke omvang naar de inrichting komt. Dit klemt nog meer als het om bezoekers gaat die
niet beroepshalve en/of als justitieambtenaar in de inrichting aanwezig zijn.

In het onderhavige geval was de wens van klager om bij bezoek in de gelegenheid te worden gesteld zich op cel terug te trekken bekend. Het betrof ambtelijk bezoek in een aanzienlijke omvang van meer dan vijf personen. Nu dergelijke bezoeken ruim
tevoren
plegen te worden aangemeld en niet gesteld is dat dit in het onderhavige geval anders was, is de beroepscommissie van oordeel dat het nalaten van een melding van de komst van het bezoek en het nalaten klager in de gelegenheid te stellen zich op cel
terug te trekken onredelijk en onbillijk is. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom, zij het op andere gronden, worden bevestigd.

De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven