Nummer: 08/2821/SGA
Betreft: [klager] datum: 10 november 2008
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J.M. van Dam, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Zuid unit 3 BIBA te Den Haag.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting d.d. 29 oktober 2008, inhoudende de oplegging van een ordemaatregel van
plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van twee weken met de volgende toelichting: “Op geleide van uw gedrag kan uitvoering worden gegeven aan deze maatregel gedurende de uren na het beëindigen van het dagprogramma en het
opstarten
van het dagprogramma de volgende dag.” De maatregel is opgelegd omdat verzoeker geluidsoverlast veroorzaakt tijdens de nachtelijke uren waarmee hij de orde op de afdeling verstoord.
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift d.d. 5 november 2008 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 6 november 2008.
1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker in een instabiele toestand verkeert en ten einde raad is. In het klaagschrift staat aangegeven dat verzoeker niet op de hoogte is van de redenen omtrent de afzondering. Hij stelt geenszins de orde en/of
veiligheid in de inrichting in gevaar te brengen. Voorts stelt verzoeker dat de duur van de maatregel onevenredig lang is.
De directeur heeft onder meer het volgende naar voren gebracht. Met een verwijzing naar uitdraaien van eerder opgemaakte schriftelijke verslagen en de beschikking is er naar aanleiding van geluidsoverlast een ordemaatregel opgelegd om verzoeker in een
afzonderingscel onder te brengen gedurende de uren buiten het dagprogramma. Gedurende de uren van het dagprogramma verblijft verzoeker in een gestripte cel naast de afdeling in een individueel Biba-programma (conform behandelbeleid Biba). Op geleide
van
zijn gedrag krijgt hij individuele activiteiten aangeboden. Het IB-Biba-programma blijft geïndiceerd volgens de psycholoog op grond van zijn ontremde toestand en ter bescherming van verzoeker. In zijn cel is hij levensgevaarlijk bezig met zijn
aansteker. In een gestripte cel is een aansteker/lucifers verboden. Daarnaast reageren zijn medegedetineerden met dreigementen op zijn geluidsoverlast en tirades.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. De vraag die allereerst beantwoording behoeft is of de ordemaatregel van plaatsing in afzondering ten uitvoer wordt gelegd in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften. Naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat de ordemaatregel gedifferentieerd ten uitvoer wordt gelegd. Gedurende de uren van het dagprogramma verblijft klager in een minder zwaar regime dan het afzonderingsregime en tijdens de
uren buiten het dagprogramma verblijft hij in een afzonderingscel in een afzonderingsregime. Hoewel een dergelijke wijze van tenuitvoerlegging van de ordemaatregel van afzondering op het eerste oog ongebruikelijk lijkt, is deze wijze – nog steeds naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter – niet in strijd met de wet. De bestreden ordemaatregel moet ook niet zodanig onredelijk of onbillijk worden geacht dat dit een schorsing van de tenuitvoerlegging van de onderhavige beslissing zou kunnen
rechtvaardigen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 november 2008.
secretaris voorzitter