Nummer 23/35093/TB
Betreft [klager]
Datum 3 juni 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 juli 2023 beslist klager over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw, […], […] en […] (digitaal), namens verweerder, gehoord op de zitting van 25 april 2024 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.
Als toehoorders waren ter zitting aanwezig mr. H.J. Moraal, algemeen voorzitter van de RSJ, en mr. D. van der Sluis, lid van de Afdeling rechtspraak van de RSJ.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is ten onrechte geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag) in het kader van een carrouselconstructie. Klager heeft in de drie maanden die hij in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht (hierna: Veldzicht) verbleef vanaf mei 2023 gemerkt dat over de wijze waarop hij tijdens de carrouselplaatsing zou worden bejegend, afspraken tussen Veldzicht en de Van Mesdag zijn gemaakt om te voorkomen dat die bejegening op de ene locatie anders/beter zou zijn dan op de andere. De afspraken behelsden plaatsing op een extra beveiligde kamer waarbij ieder contact met medeverpleegden ontbrak. Bij verplaatsingen buiten de kamer werden boeien aangelegd. Er vond geen behandeling plaats en klager verbleef 23 uur per etmaal op zijn kamer. Hij mocht alleen individueel luchten. Er waren enkele personeelsleden die hem in beide instellingen verzorgden (en dus met hem meereisden van de ene naar de andere instelling). Van een 'normale' TBS-setting is, kortom, geen sprake.
Klager heeft bij de beklagcommissie van Veldzicht het regime dat daar voor hem gold ter discussie gesteld. De beklagcommissie heeft hem bij uitspraak van 13 juli 2023 in het gelijk gesteld. Uit de uitspraak blijkt ook dat de directie van Veldzicht ter zitting heeft verklaard dat iedere wijziging in het beleid ten aanzien van klager met de Van Mesdag moest worden besproken. In het directe contact tussen klager en de staf van Veldzicht is klager meermalen te verstaan gegeven dat Veldzicht het regime wel zou willen en durven versoepelen, maar dat de Van Mesdag dat pertinent niet wilde.
Klager verbleef sinds 1 augustus 2023 in de Van Mesdag, aldaar merkte hij dat hij in die instelling niet echt welkom is en erg werd gewantrouwd. Waar de directie en een afdelingshoofd van Veldzicht regelmatig belangstelling voor hem toonden en langskwamen voor gesprekken met hem, lieten directie en staf van de Van Mesdag zich niet zien. De vaste verzorgers van klager mochten in de Van Mesdag alleen wanneer klager op de intercom drukte kortstondig contact met hem hebben. Hun onderlinge gesprekken werden daar stelselmatig opgenomen, hetgeen aan een ongedwongen contact tussen klager en zijn verzorgers in de weg stond. Met dezelfde verzorgers mocht klager in Veldzicht nagenoeg onbeperkt contact hebben. Hij had daar standaard ook iedere dag diverse contactmomenten met zijn verzorgers. In de Van Mesdag was dat niet het geval.
Hoewel klager zich in Veldzicht goed gedragen heeft en in de Van Mesdag ook correct gedrag liet zien, werd hij in de Van Mesdag nog steeds in het boeienregime gehouden. Daartegen is op 7 augustus 2023 beklag ingesteld, maar dat heeft niet geleid tot een wijziging in het beleid, hoewel volgens de directie van Veldzicht de afspraak tussen de twee instellingen was dat aan het gebruik van boeien een einde zou komen als klager zich ook in Groningen goed zou blijven gedragen.
De wijze waarop klager bejegend werd in de Van Mesdag deed hem mentaal geen goed. Als zijn turbulente TBS-historie één ding duidelijk heeft gemaakt, is het dat hij niet goed gedijt in een omgeving waarin hij (uitsluitend) als een gevaar wordt beschouwd en geen enkel vertrouwen krijgt. Andersom is hij opgebloeid in Veldzicht omdat hij daar (binnen een kader met een strakke structuur en duidelijke afspraken) wel vertrouwen kreeg en zich als mens behandeld voelde. Op dit moment voelt klager dat hij mentaal en fysiek achteruitgaat. Hij heeft geen daginvulling, nauwelijks menselijk contact en geen beweging. In Veldzicht was het regime de afgelopen maanden op zichzelf wel even restrictief, maar daar was het contact met de personeelsleden en de directie van de instelling in ieder geval prettig zodat klager zich daar aanzienlijk minder eenzaam voelde.
Klager wenst primair dat aan de toepassing van het huidige carrouselregime snel een einde komt en zijn behandeling wordt hervat. Het grootste bezwaar tegen de carrouselconstructie is dat klagers behandeltraject daardoor is gestagneerd. Al twee jaar lang wordt klager niet behandeld. Hij verblijft in afzondering. Klager vindt het onredelijk dat hij vanuit Veldzicht in de Van Mesdag is geplaatst. Het ging immers goed in Veldzicht. Op het moment dat klager vanuit Veldzicht is overgeplaatst naar de Van Mesdag gaf zijn gedrag daar geen aanleiding toe. De carrouselconstructie is bedacht om het personeel in de instellingen te ontlasten. Het personeel dat klager in Veldzicht verzorgde is bij klagers overplaatsing ook gedeeltelijk overgegaan naar de Van Mesdag. De carrouselconstructie was in die zin dan ook niet nodig om het personeel te ontlasten. Klager realiseert zich dat de carrouselconstructie niet het object van deze beroepsprocedure kan zijn, nu alleen de overplaatsing naar de Van Mesdag in de bestreden beslissing besloten ligt. Hij meent echter dat de beslissing om hem in de Van Mesdag te plaatsen gezien het voorgaande onredelijk is en dat zijn wens om na juli 2023 in Veldzicht te blijven gehonoreerd had moeten worden. Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Ter zitting is namens klager in aanvulling op het beroepschrift naar voren gebracht dat men voornemens is om de carrouselconstructie te beëindigen en klager vanaf 1 mei 2024 in het kader van een behandeltraject te plaatsen in Veldzicht.
Standpunt van verweerder
De beslissing van 24 juli 2023 is op juiste gronden genomen. Klager heeft sinds 1 juli 2022 een EVBG-status die op 7 juli 2023 is verlengd tot 1 juli 2024. Klager kan daarom enkel geplaatst worden in een tbs-instelling met een EVBG-afdeling, te weten FPC De Kijvelanden, FPC Pompestichting (locatie Vught), Veldzicht en de Van Mesdag. Klager heeft reeds in deze instellingen verbleven. In deze tbs-instellingen hebben meerdere geweldsincidenten plaatsgevonden. Daarbij heeft klager meerdere slachtoffers gemaakt. Zo heeft hij in Veldzicht verschillende sociotherapeuten geslagen waarbij een sociotherapeut buiten westen is geraakt. In FPC De Kijvelanden heeft klager een handgemeen gehad met een medeverpleegde waarbij de medeverpleegde verwondingen heeft opgelopen. Daarnaast heeft klager in FPC De Kijvelanden een personeelslid op zeer gewelddadige wijze aangevallen. Door tussenkomst van medeverpleegden en personeel is erger voorkomen. Vervolgens heeft klager zijn indexdelict gepleegd op de LFPZ-afdeling van FPC Pompestichting in Vught. Hierbij heeft klager op zeer gewelddadige wijze meerdere medewerkers verwond waarvan één levensgevaarlijk. In de Van Mesdag is op de kamer van klager een zelfgemaakt steekwapen aangetroffen. Omdat klager, voor hem onverwacht, is overgeplaatst, is mogelijk een ernstig delict voorkomen. Gelet op deze ervaringen en het hoge risico op herhaling, werd door geen enkele tbs-instelling (met EVBG-capaciteit) mogelijkheid gezien om klager op te nemen. In de tbs-instellingen verblijven en/of werken nog steeds slachtoffers van klager. Ondanks de hiervoor genoemde bezwaren hebben Veldzicht en de Van Mesdag ingestemd met steeds een plaatsing van maximaal drie maanden, met als voorwaarde extra inzet van de Landelijk Bijzondere Bijstandseenheid (LBB). De LLB bood personele ondersteuning in beide instellingen. Een langer durende opname wordt door de instellingen als onhaalbaar en onuitvoerbaar gezien. Dat klager stelt dat hij niet op dezelfde wijze bejegend wordt in de Van Mesdag als in Veldzicht en in de Van Mesdag wordt gewantrouwd, is een onjuiste voorstelling van zaken. Het is voor de veiligheid noodzakelijk dat klager in afzondering verblijft. Het gebouw van de Van Mesdag en Veldzicht is niet hetzelfde. In Veldzicht verblijft klager op een Extra Beveiligde Kamer (EBK) buiten de afdeling en in de Van Mesdag verblijft klager in afzondering in een kamer op de afdeling. De contactmomenten met de verzorgers in de Van Mesdag zijn daarom volgens een van tevoren opgezet schema. Klager mag immers niet in aanraking komen met medeverpleegden. In de Van Mesdag werd klager regelmatig bezocht door de unitcoördinator, psychiater, GZ-psycholoog en behandelcoördinator. Voorts heeft de Van Mesdag laten weten dat klager in eerste instantie het contact met de psychiater en unitcoördinator heeft afgehouden. In Veldzicht werd klager één keer in de week (meestal afzonderlijk) bezocht door de hoofdbehandelaar, het afdelingshoofd en de psychiater. Tijdens de vakantieperiode werd bij afwezigheid van de hoofdbehandelaar diens plaats ingenomen door een directielid. De stelling van klager dat Veldzicht het regime wel wilde versoepelen maar dat de Van Mesdag dit pertinent niet wilde, is eveneens een onjuiste voorstelling van zaken. In een reactie heeft Veldzicht laten weten dat de afspraak tussen hen en de Van Mesdag inhoudt dat wijzigingen in het beleid altijd gezamenlijk afgestemd worden zodat de bejegening en het programma op beide plekken uitvoerbaar zijn. Vragen met betrekking tot afbouw van het boeienregime of uitbreiding van het programma zijn dan ook altijd eerst gezamenlijk besproken alvorens klager een antwoord kreeg en deze antwoorden werden ook uitgedragen als gezamenlijk beleid. Omdat klager in directe contacten met medewerkers informeerde naar de mening van deze medewerkers omtrent het beleid dat werd gehanteerd, heeft klager individuele standpunten van medewerkers gehoord die aangaven dat zij wel zouden willen versoepelen. Echter, dit zijn individuele standpunten van medewerkers en niet het standpunt van Veldzicht. Voorts stelt klager dat de gesprekken tussen hem en zijn verzorgers in de Van Mesdag stelselmatig worden opgenomen. De Van Mesdag heeft in een reactie laten weten dat de gesprekken op geen enkele wijze worden opgenomen. Sinds 31 oktober 2023 heeft klager een LFPZ-status en is hij in afwachting van plaatsing in een LFPZ-voorziening. Tot slot verblijft klager inmiddels niet meer in de Van Mesdag. In de Van Mesdag wordt op 31 oktober 2023 geconstateerd dat klager gedurende een langere periode ongeoorloofd toegang heeft gehad tot het internet. Klager heeft hierbij meermaals sociale media-accounts van medewerkers bezocht. Het verblijf in de Van Mesdag was derhalve niet langer houdbaar en klager is overgeplaatst naar Veldzicht.
3. De beoordeling
Aan klager is bij onherroepelijk geworden uitspraak de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd.
Klager verbleef in het kader van een carrouselconstructie vanaf 1 mei 2023 in Veldzicht. Bij beslissing van 24 juli 2023 heeft verweerder besloten klager over te plaatsen naar de Van Mesdag. Op 1 augustus 2023 is klager daadwerkelijk daar geplaatst. In onderhavig beroep is enkel de bestreden beslissing van 24 juli 2023 aan de orde.
Op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg moet verweerder bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden de volgende factoren meenemen in zijn overwegingen:
a. de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b. de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt; en
c. de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.
Uit de overgelegde stukken komt het volgende naar voren. Aan klager is op 31 oktober 2023 een LPFZ-status toegekend. Voorts heeft klager een EVBG-status, waardoor hij enkel in vier instellingen kan worden geplaatst, te weten FPC Pompestichting (locatie Vught), FPC De Kijvelanden, Veldzicht en de Van Mesdag. In al deze instellingen hebben zeer ernstige geweldsincidenten plaatsgevonden, waarbij klager meerdere (ernstige verwonde) slachtoffers heeft gemaakt. Gelet op deze incidenten en het hoge risico op herhaling werd door geen enkele tbs-instelling met EVBG-capaciteit mogelijkheid gezien om klager in het kader van een behandeltraject op te nemen. Om tot een passende oplossing te komen is besloten om klager voor de duur van maximaal drie maanden afwisselend in Veldzicht en de Van Mesdag te plaatsen, vanwege onder meer de zware wissel die klager trekt op het personeel binnen de instelling. Nadat klager drie maanden in Veldzicht heeft verbleven, heeft verweerder op 24 juli 2023 besloten klager over te plaatsen in de Van Mesdag.
Gelet op klagers voorgeschiedenis binnen de tbs-instellingen waar hij gelet op zijn EVBG-status kan verblijven, heeft verweerder naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid kunnen beslissen om klager over te plaatsen naar de Van Mesdag. Klager heeft onvoldoende zwaarwegende argumenten aangevoerd die kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing heeft mogen komen. Voorts merkt de beroepscommissie op dat de wijze waarop in de Van Mesdag invulling is gegeven aan klagers tbs-behandeling niet ter beoordeling van de beroepscommissie staat. Dit geldt eveneens voor hetgeen door en namens klager naar voren is gebracht over de carrouselconstructie.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 3 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. B.J.M. Frederiks en dr. S.L. van Woerden, leden, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.
secretaris voorzitter