Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/39105/GM, 11 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/39105/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    11 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. M.W. Bouwman, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingspsychiater van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de inrichtingspsychiater). Klager beklaagt zich erover dat er sinds zijn binnenkomst in de Penitentiaire Inrichting (PI) geen overdracht is geweest en geen navraag is gedaan bij de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) van herkomst, terwijl sprake is van een genmutatie die van belang kan zijn voor de dosering van zijn medicatie. Daarnaast heeft klager niet de vereiste medicatie voorgeschreven gekregen voor zijn ADHD. 

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klagers raadsvrouw en […], inrichtingspsychiater, gehoord op de digitale zitting van 28 mei 2024. De inrichtingspsychiater is telefonisch gehoord. 
Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klager heeft aangegeven dat hij daar geen gebruik van wilde maken en dat zijn raadsvrouw namens hem het woord kan voeren.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De inrichtingspsychiater heeft onzorgvuldig gehandeld en de zorgplicht is geschonden, nu er sinds klagers binnenkomst in de PI geen enkele overdracht is geweest of kennelijk ook geen uitvraag is gedaan bij de FPK van herkomst, terwijl sprake is van een genmutatie waardoor bepaalde middelen, waaronder ook antipsychotica waarop klager eerder ingesteld was, veel trager worden afgebroken. Klager heeft dit wel gemeld, maar dit is eerder niet serieus genomen. Klager heeft hierdoor langere tijd onjuiste medicatie c.q. een onjuiste dosering van medicatie voorgeschreven gekregen.
Daarnaast - en mogelijk ook in samenhang met vorenstaand bezien - heeft hij niet de vereiste medicatie van de psychiater voorgeschreven gekregen voor zijn ADHD.

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Standpunt van de inrichtingspsychiater
Er is te allen tijde getracht respectvol, zorgvuldig en in overleg met klager te handelen. Het communiceren was wel soms moeilijk.
Over de diagnose ADHD is veel gezegd. In het verleden zijn verschillende diagnoses gedaan waarbij naast psychose, maniform beeld, ADHD, ASS en een persoonlijkheidsstoornis genoemd zijn. In de zeer uitgebreide Pro Justitia rapportages van klager geschreven door een psychiater d.d. 8 maart 2022 wordt diagnostisch gesproken van een stoornis (de beroepscommissie begrijpt: in het gebruik) van een amfetamine-achtige stof bij een jongeman met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. Hij kan obsessief met dingen omgaan en is snel achterdochtig. Hij denkt snel dat mensen hem belazeren. Voorts vallen trekken van ADHD op.
In de zeer uitgebreide Pro Justitia rapportage van een klinisch psycholoog wordt in de diagnostische beschouwing genoemd dat klager een man is die mogelijk op beneden gemiddeld niveau functioneert. Er worden in onderzoeken geen aanwijzingen aangetroffen voor ADHD. Wel valt het drukke ongeremde ADHD-achtige gedrag op, wat mogelijk samenhangt met veelvuldig gebruik van amfetamine-achtige stoffen (speed). Diagnostisch kan gesproken worden van een stoornis in het gebruik van amfetamine-achtige stof, die geleid heeft tot psychotische episodes, die nu in remissie zijn. Ook is er gezien de starheid van klager in gedachtegangen ten aanzien van het blijven schrijven van brieven, 237 kantjes in totaal, even gedacht aan ASS, maar dit kon na testonderzoek niet bevestigd worden. Klager heeft volgens de rapporten geen ADHD. Er is wel uitgesproken misbruik in het verleden van amfetamine-achtige stoffen. Vanwege de eerder voorgeschreven atomoxetine, het behouden van de behandelrelatie, zijn klachten en het continu herhalen van zijn vraag, heeft de psychiater op 16 januari 2024 aangeboden een proefbehandeling methylfenidaat voor zes dagen voor te schrijven en daarna te beoordelen. Dit heeft klager niet geaccepteerd.  

Klager heeft geen genmutatie. Klager heeft een genvariatie. Het verschil is dat een mutatie bij minder dan 1% van de populatie voorkomt. Een variatie is dus veel vaker voorkomend.
De genvariatie die klager heeft is de CYP2D6 variant. Hierdoor kan inderdaad bij sommige medicatie een hogere spiegel voorkomen. Omdat quetiapine niet afgebroken wordt door CYP2D6 hoeft in de dosering van het medicijn geen rekening gehouden te worden met de genvariatie. De bloedspiegel hoeft dus niet elke maand bepaald te worden. 

 

3. De beoordeling
Medicatie ADHD
De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingspsychiater een zelfstandige afweging kan maken over het te volgen medicatiebeleid. Of de noodzaak er in een concreet geval wel of niet is, wordt beoordeeld door de voorschrijvend arts. De beroepscommissie stelt vast dat de inrichtingspsychiater heeft aangegeven dat uit alle beschikbare informatie onvoldoende aanwijzingen naar voren zijn gekomen voor de diagnose ADHD. Hoewel er om die reden ook geen aanleiding is om de daarvoor betreffende medicatie aan klager voor te schrijven, heeft de psychiater een proefbehandeling met methylfenidaat aangeboden, maar klager heeft dat niet geaccepteerd. 

Gelet op het voorgaande is niet gebleken van onzorgvuldig handelen door de inrichtingspsychiater. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren. 

Genvariatie 
Klager is eind juli 2023 in de PI binnengekomen en heeft de inrichtingspsychiater op 15 augustus 2023 gesproken. In de voortgangsrapportage van de inrichtingspsychiater staat bij die datum dat sprake is van een genafwijking bij klager. Daarnaast blijkt uit het verslag van de klachtafhandeling dat in januari 2024 in verband met die genvariatie van klager contact is opgenomen met de FPK voor nadere informatie. Klager heeft de CYP2D6 variant, die geen invloed heeft op de dosering van de quetiapine. Er hoeven derhalve niet regelmatig bloedspiegelcontroles te worden gedaan. Bovendien wordt de dosering van quetiapine bepaald op basis van de werking en niet op basis van de bloedspiegel. Het is echter wel van belang voor de zorgvuldigheid bij het voorschrijven van medicatie dat de psychiater op dat moment over alle medische informatie, waaronder een genvariatie, beschikt, om te weten of daarmee rekening moet worden gehouden in de dosering van bepaalde medicatie. Nu blijkt dat de psychiater al op 15 augustus 2023 op de hoogte was van de genvariatie, acht de beroepscommissie het niet zorgvuldig dat pas in januari 2024, naar aanleiding van de klacht van klager, nadere informatie bij de FPK is opgevraagd. 

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingspsychiater ten aanzien van dit klachtonderdeel worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom in zoverre gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu niet is gebleken dat klager hiervan nadelige gevolgen heeft ondervonden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de ADHD-medicatie ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de genvariatie gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 


Deze uitspraak is op 11 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. M.I. van den Baar-Vroon en drs. B.A. Geurts, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven