Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/2301/GV, 5 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:05-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/2301/GV

betreft: [klager] datum: 5 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.H.M. van den Steenhoven, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 augustus 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verlof aangevraagd voor een aantal uren tussen 09.00 uur en 17.00 uur. Door een medewerker van de inrichting is hem meegedeeld dat hij – nu het om verlof gaat voor een aantal uur op één dag – geen verlofadres nodig heeft. Die motivering
kan
de bestreden beslissing dan ook niet dragen. Klager heeft overigens wel een adres aangegeven, namelijk van de penitentiaire inrichting waar hij op dat moment verbleef. Niet valt in te zien waarom dat adres niet eveneens als een verblijfadres in de zin
van de wet kan worden aangemerkt. Daarbij zal klager het verlof gebruiken om woonruimte te regelen en zou hij – ook indien hij een ander verblijfadres zou hebben vermeld – strikt genomen overdag niet op dat adres verblijven omdat hij ‘en route’ zal
zijn. Voorts is de beslissing onvoldoende gemotiveerd, omdat niet is aangegeven waarop het wantrouwen in een goed verloop van het verlof gebaseerd is.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Inhoudelijk wordt verwezen naar de gronden van de bestreden beslissing. Klager heeft geen verlofadres, terwijl hij over een goedgekeurd verlofadres dient te beschikken. Tevens is niet duidelijk dat de directeur van de inrichting verzoekt om
verlofverlening voor één dag. Indien klager zaken wil regelen, zoals huisvesting, dan kan hij verzoeken om incidenteel verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis/ISD De Grittenborgh te Hoogeveen heeft geen bezwaar ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Zutphen heeft aangegeven akkoord te zijn met verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zestien jaar met aftrek, wegens – kortweg – verkrachting, opzettelijke vrijheidsberoving en diefstal. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 24 februari 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken volgt dat klager heeft verzocht om met algemeen verlof te gaan op 17 september 2008 van 9.00 uur tot 17.00 uur. Klager heeft als verlofadres opgegeven ‘de woningstichting te Hoogeveen’. In artikel 1 onder t van de Regeling tijdelijk
verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is een definitie van het verlofadres opgenomen. Dat is het adres waar de gedetineerde tijdens zijn verlof verblijft en bereikbaar is. In de toelichting op voornoemd artikel staat dat het verlofadres
beoogt dat de verlofganger gedurende het verlof redelijkerwijs telefonisch en in persoon aan te treffen moet zijn. Het beoogt niet dat de verlofganger continu op het verlofadres aanwezig en bereikbaar is.
Het verlofadres dat klager heeft opgegeven voldoet niet aan het vorenstaande. Nu klager niet beschikt over een (aanvaardbaar) verlofadres is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris het verzoek om algemeen verlof terecht heeft afgewezen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 5 november 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven