nummer: 08/2537/GV
betreft: [klager] datum: 4 november 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 3 oktober 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is verlof verleend omdat er rekening moest worden gehouden met het spoedige overlijden van klagers vader. Nadat klager op bezoek was geweest, werd er door een arts gebeld dat klagers vader kort na
het
bezoek weer een bloeding bij het hart. had en dat hij met spoed werd geopereerd. Er werd gevreesd dat hij deze operatie niet zou overleven. Op dat moment heeft klager de keuze gemaakt om terug te gaan naar zijn vader, omdat hij vreesde dat hij niet bij
hem zou zijn als hij zou overlijden. Klagers vader is zes weken later overleden net na klagers arrestatie. Hij mocht niet bij de begrafenis zijn, maar alleen tien minuten afscheid van hem nemen in de aula. Klager heeft met zijn advocaat gebeld om te
vragen wat hij het beste kon doen. Volgens zijn advocaat kon hij het beste er voor zorgen dat hij zo lang mogelijk bij zijn vader bleef, omdat de kans om zijn vader nog te zien, als hij inmiddels was opgepakt, heel klein was. Klager hoopt dat begrepen
wordt waarom hij de verkeerde keuze heeft gemaakt niet terug te keren van verlof. Klager hoopt de beroepscommissie te overtuigen dat er geen risico is dat hij wederom niet terugkeert van verlof. In 1999 heeft hij tweemaal acht uur verlof gehad en in
totaal zestien keer een weekendverlof. Bij deze verloven zijn er nooit problemen geweest. Klagers detentie eindigt op 16 januari 2009.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is tijdens zijn huidige detentie niet teruggekeerd van een verlof. Klager stelt dat hij bericht kreeg dat zijn vader in kritieke toestand op de operatietafel zou liggen en dat hij om die reden besloot om niet terug te keren naar de inrichting.
Klager is echter ook niet kort daarna teruggekeerd noch heeft hij zich gemeld bij de politie. Hij heeft zich ongeveer zes weken onttrokken aan detentie. Onttrekking aan detentie is een contra-indicatie voor verlofverlening. Politie en openbaar
ministerie hebben negatief geadviseerd terzake van verlofverlening. Het inrichtingsadvies was positief op grond van klagers functioneren in de inrichting, maar in dit advies is niet de onttrekking aan detentie meegewogen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis/ISD Zutphen heeft in verband met klagers positieve gedrag in de inrichting positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Volgens de inrichtingsrapportage hebben het openbaar ministerie en de politie negatief geadviseerd terzake van verlofverlening.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 januari 2009. Aansluitend dient
hij eventueel subsidiaire hechtenis van zeventien dagen te ondergaan.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.
Klager is recent niet teruggekeerd van een verlof dat hem was verleend om zijn ernstig zieke vader in het ziekenhuis te bezoeken. Hij heeft zich vervolgens gedurende circa zes weken aan detentie onttrokken.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging
van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 november 2008.
secretaris voorzitter