Nummer 23/33936/GA
Betreft [klager]
Datum 29 april 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve uitslag op spice bij een urinecontrole (UC), ingaande op 24 april 2023 om 15:30 uur. De disciplinaire straf is volgens de directeur niet tenuitvoergelegd maar voorwaardelijk opgelegd, onder voorwaarde dat klager beklag zou instellen tegen de oplegging van de disciplinaire straf.
De beklagcommissie bij de PI Leeuwarden heeft op 25 mei 2023 het beklag gegrond verklaard (LW-2023-171). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De heer […], hoofd veiligheid/plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de PI Leeuwarden, is op 26 juli 2023 gehoord op de digitale zitting door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. C.N. Dijkstra en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door de secretaris ter zitting mr. Y.P. Schleijpen. Mr. W.S. Korteling, lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig.
Wegens het (tijdelijk) eindigen van de ambtstermijn van mr. C.N. Dijkstra, kon zij geen deel meer uitmaken van de beroepscommissie op het moment dat de uitspraak werd opgesteld. Om die reden heeft mr. W.S. Korteling meegelezen en geoordeeld op basis van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken.
Klager is daags voorafgaand aan de zitting in vrijheid gesteld. Klager heeft geen raadsman of raadsvrouw gemachtigd om hem (digitaal) te vertegenwoordigen ter zitting, waardoor klager niet in persoon heeft kunnen deelnemen aan de zitting. Van de zitting is een verslag van horen opgemaakt.
Op 23 augustus 2023 is het verslag van horen aan partijen toegestuurd en zijn klager en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Aan klager is een onvoorwaardelijke disciplinaire straf opgelegd vanwege een positieve score op spice bij een urinecontrole (hierna: UC). In samenspraak met klager is de disciplinaire straf niet ten uitvoer gelegd. Het was van belang dat klager beklag zou instellen.
In artikel 7 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling) is het recht van de gedetineerde opgenomen om op eigen kosten een bevestigingsonderzoek uit te laten voeren. De inrichting biedt het bevestigingsonderzoek nu ook aan bij een positieve score op spice bij de UC (na het herhalingsonderzoek). Het bevestigingsonderzoek kan echter tot op heden niet worden uitgevoerd door het Gelrelab, omdat dit technisch (nog) niet mogelijk is. De opdracht een bevestigingsonderzoek uit te voeren wordt door het laboratorium dan ook niet in behandeling genomen. Op dit moment zijn er nog geen alternatieven voor een bevestigingsonderzoek bij een positieve score op spice. Een bevestigingsonderzoek kan ook niet bij een andere instantie, bijvoorbeeld het Nederlands Forensische Instituut (NFI), worden uitgevoerd. Zij kunnen alleen nog onderzoek doen naar de actieve stoffen, niet naar het afbraakproduct. Juist het afbraakproduct wordt onderzocht met het bevestigingsonderzoek.
De uitwerking van de drug is heftig. Bij gebruik kunnen gedetineerden in een acute psychose raken en zelfmoordneigingen krijgen, maar twee dagen later is het uitgewerkt en zijn de genoemde symptomen volledig verdwenen. Spice levert een groot gevaar op in de inrichting, voor de gedetineerden zelf, maar ook voor personeel en medegedetineerden. Klager onderging een reguliere UC, er is bij hem spice aangetroffen maar er is niet gerapporteerd dat hij zombiegedrag of ander vreemd gedrag vertoonde.
In afwachting van technologische ontwikkelingen acht de directeur, ondanks het ontbreken van de mogelijkheid tot het uitvoeren van een bevestigingsonderzoek sanctionering redelijk en billijk. Het gebruik van contrabande in de vorm van spice is voldoende aangetoond middels een eerste afname van urine en het uitgevoerde herhalingsonderzoek.
Standpunt van klager
Klager heeft geen standpunt kenbaar gemaakt in beroep.
3. De beoordeling
Klager heeft positief gescoord op spice bij een UC. Ook het herhalingsonderzoek gaf een positieve uitslag op spice. Klager wenste een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren. Uit de stukken en het besprokene ter zitting komt naar voren dat het Gelrelab – en volgens de directeur ook andere laboratoria zoals het NFI – geen bevestigingsonderzoek uitvoert naar spice, omdat dit vanwege de samenstelling van de synthetische drug (nog) niet mogelijk is. De opdracht tot het doen van een bevestigingsonderzoek is daarom door het Gelrelab teruggegeven. Op grond van de resultaten van de UC en het herhalingsonderzoek heeft de directeur klager (voorwaardelijk) disciplinair gestraft voor het gebruik van spice.
Naar het oordeel van de beroepscommissie duidt het positief scoren op spice bij een urinecontrole op drugsgebruik en kan dit worden aangemerkt als het begaan van een feit dat onverenigbaar is met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Voor een dergelijke strafwaardige gedraging kan de directeur, als de gedetineerde daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden, een disciplinaire straf opleggen (vergelijk RSJ 14 november, 23/34750/GA).
Op grond van artikel 6, eerste lid, en van artikel 7, eerste lid, van de Regeling heeft de gedetineerde bij een UC het recht op een herhalingsonderzoek en het recht een bevestigingsonderzoek te laten plaatsvinden. In artikel 4, tweede lid, van de Regeling is bepaald dat het laboratorium (beroepscommissie: waar de analyse van het urinemonster plaatsvindt) de mogelijkheid heeft een herhalingsonderzoek en een bevestigingsonderzoek te verrichten of te laten verrichten.
De beroepscommissie is zich ervan bewust dat spice ten tijde van de inwerkingtreding van de Regeling nog niet bestond en dat de wetgever ook niet kon voorzien dat het doen van een bevestigingsonderzoek naar dit type drug (vooralsnog) feitelijk onmogelijk zou zijn. De beroepscommissie stelt voorop dat zij begrijpt dat de directeur daardoor in een lastige positie verkeert, omdat het niet mogelijk is een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren naar spice, terwijl de Regeling niet voorziet in de gevolgen van deze onmogelijkheid.
Uit de Nota van Toelichting bij de Regeling (Stcrt. 1999, nr. 128, p. 8) volgt dat zonder een herhalingsonderzoek en een bevestigingsonderzoek het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen nog niet definitief is vastgesteld. Een positieve uitslag bij de eerste analyse kan wel een zwaarwegende aanwijzing betreffen dat betrokkene gedragsbeïnvloedende middelen heeft gebruikt. Zolang het gebruik niet is vastgesteld, dient de tenuitvoerlegging van een eventuele disciplinaire straf te worden opgeschort.
De vraag die voorligt is of aan klager een disciplinaire straf opgelegd kon worden voor het gebruik van spice op grond van de UC en het herhalingsonderzoek, zonder dat een bevestigingsonderzoek heeft plaatsgevonden omdat dit niet mogelijk is, terwijl klager hier wel om heeft gevraagd en op grond van de Regeling recht op heeft.
Zoals ook uit de Nota van Toelichting bij de Regeling volgt, is het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen bij een herhalingsonderzoek nog niet vastgesteld wanneer de gedetineerde een bevestigingsonderzoek uitgevoerd wenst. Hoewel een positieve uitslag op spice bij de eerste analyse en een herhalingsonderzoek wel zwaarwegende aanwijzingen kunnen betreffen dat klager drugs heeft gebruikt, kan naar het oordeel van de beroepscommissie in dit geval zonder het gevraagde bevestigingsonderzoek niet worden vastgesteld dat de positieve uitslag is veroorzaakt door het gebruik van (de drug) spice.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur om klager disciplinair te straffen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.
Deze uitspraak is op 29 april 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. F. Sieders, voorzitter, mr. W.S. Korteling en mr. dr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Simpelaar, secretaris.
secretaris voorzitter