Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1566/TA, 26 november 2008, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1566/TA

betreft: [klager] datum: 26 november 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juni 2008 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 oktober 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en zijn raadsman mr. R. Polderman.

De vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting heeft telefonisch laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het hoofd van de inrichting is vervolgens in de gelegenheid gesteld om de bij de beroepscommissie gerezen vraag, als vermeld in aangehecht verslag, schriftelijk te beantwoorden vóór 7 november 2008.

Op 29 oktober 2008 en op 31 oktober 2008 zijn op het secretariaat van de Raad reacties ontvangen van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting.

Op 6 november 2008 is op het secretariaat van de Raad een reactie van klager ontvangen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van klagers eigendommen na een kamercontrole op 23 mei 2007.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In verband met de controle van klagers kamer op 23 mei 2007 zijn klagers eigendommen uit zijn kamer gehaald en in een andere kamer geplaatst. Als gevolg daarvan zijn de voorwerpen, die vermeld zijn op de lijst gemerkt C, verdwenen. Voor het opmaken van
deze lijst heeft klager zijn eigendommen nog eens zorgvuldig nagekeken. De voorwerpen vermeld op de lijst gemerkt C zijn nog steeds zoek. Klager is er zeker van dat deze voorwerpen vóór de kamercontrole nog wel op zijn kamer aanwezig waren. Er had een
lijst van de voorwerpen opgemaakt moeten worden voordat deze naar een andere kamer werden overgebracht. Door de inrichting is gesteld dat deze voorwerpen niet voorkwamen op de 44 paklijsten, die zijn opgemaakt in verband met klagers overplaatsing naar
de locatie Vught, maar deze paklijsten zijn niet gedetailleerd. Klager heeft bijvoorbeeld zo’n twaalf tot vijftien puzzels maar op de paklijst werd enkel een doos met puzzels vermeld. In een doosje zaten diverse sieraden, maar die zijn ook niet nader
gespecificeerd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op 19 februari 2007 is klager overgeplaatst van de longstayafdeling te Nijmegen naar de longstayafdeling te Vught. Klager heeft
erg veel spullen. Deze eigendommen zijn in Nijmegen ingepakt in 44 grote verhuisdozen en meegegaan naar Vught. 14 dozen heeft hij uitgevoerd naar zijn netwerk buiten de inrichting. Door de enorme hoeveelheid eigendommen van klager kan niet ieder stuk
gedetailleerd worden beschreven. Dergelijke intensieve administratieve handelingen zouden de taak van de inrichting, verpleging en behandeling, volledig voorbij gaan. Omdat de zorgplicht wel zeer serieus wordt genomen worden goederen categorisch
ingepakt. In plaats van bijvoorbeeld ‘tien pakjes zakdoeken, waarvan een pakje drie zakdoeken bevat, een pakje van zeven zakdoeken etc.’ wordt genoteerd ‘tien pakjes zakdoeken’. Na de kamercontrole op 23 mei 2007 en de overplaatsing naar een andere
kamer, heeft klager al zijn spullen, zij het gefaseerd teruggekregen. Klager is bekend met het veelvuldig aanspannen van procedures tegen de inrichting omdat hij meent dat goederen van hem zijn gestolen of zijn beschadigd. Ondanks dat blijft de
inrichting zijn klachten zeer serieus nemen, zoals ook blijkt uit de tijd die de zorgmanager heeft uitgetrokken om met hem al de bij de inrichting bekend zijnde spullen met hem door te nemen en boven water te krijgen wat er nu aantoonbaar wordt
vermist.

3. De beoordeling
Door klager is gedetailleerd aangegeven welke eigendommen hij nog mist nadat zijn eigendommen tijdelijk op een andere cel waren opgeslagen in verband met een onderzoek in zijn verblijfsruimte. Door het hoofd van de inrichting is niet expliciet ontkend
dat klager deze voorwerpen in zijn bezit had, maar wel gesteld dat deze voorwerpen niet voorkomen op de paklijsten die zijn opgesteld in verband met klagers overplaatsing van de longstayvoorziening te Nijmegen naar de longstayvoorziening te Vught. Van
de tijdelijke verplaatsing van klagers eigendommen naar een andere verblijfsruimte in de locatie Vught is geen verslag opgemaakt. De beroepscommissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden de vermissing van klagers eigendommen voor rekening en
risico komt van het hoofd van de inrichting. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Ter beoordeling staat voorts de vraag of de in de Bvt voorziene tegemoetkoming mede bedoeld is als schadevergoeding. Uitgangspunt is voor de beroepscommissie steeds geweest dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en
dat
voor de vergoeding van de geleden schade andere wegen openstaan. Daarbij is gedacht aan een verzoek aan het hoofd van de inrichting om de schade te vergoeden dan wel de gang naar de civiele rechter. Indien bij gegrond verklaarde klachten over
vermissing
en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze vastgesteld kan worden, ligt het voor de hand om op verzoek van klager tot een vergoeding van de schade te komen en deze dus mee te wegen
bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat indien de beroepscommissie een verzoek om schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk honoreert bij de vaststelling van de
tegemoetkoming, de klager het recht om een verzoek tot schadevergoeding aan het hoofd van de inrichting te doen verspeelt.

Indien wordt verzocht schade te vergoeden, moet die schade op eenvoudige wijze kunnen worden vastgesteld. In de onderhavige zaak is vast komen te staan dat het hoofd van de inrichting verantwoordelijk is voor de door klager ondervonden schade ten
gevolge van het verplaatsen en het tijdelijk opslaan van klagers eigendommen naar c.q. in een andere verblijfsruimte. Klager heeft echter de schade niet gespecificeerd en voor het schadebedrag geen enkele onderbouwing gegeven. De hoogte van de door
klager geleden schade kan hierdoor niet op eenvoudige wijze worden vastgesteld en schadevergoedingsaspecten kunnen in dit geval niet betrokken worden bij de tegemoetkomingsbeslissing.
Zij kent klager in verband met het door hem ondervonden ongemak een tegemoetkoming toe van € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. J.R. van Veldhuizen en mr. H.E.G. Peters, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 november 2008

secretaris voorzitter

Naar boven