Nummer: 08/1892/GB
Betreft: [klager] datum: 27 oktober 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 juli 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. Klagers raadsman is in de gelegenheid gesteld het beroep nader toe te lichten. De raadsman heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Doetinchem ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 9 maart 2008 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. Grave. Op 26 juni 2008 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. Doetinchem.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wast zijn handen in onschuld. Hij weet niets van een eventuele ontsnappingspoging. Klager wil graag worden teruggeplaatst naar het h.v.b. Grave. Klager vreest dat deze zaak hem – mede gelet op de nieuwe v.i.-regeling – tijdens zijn gehele
detentie zal blijven achtervolgen. Klager wil hier desgewenst een rechtszaak over aanspannen waarbij hij de betreffende medegedetineerden en het afdelingshoofd van het h.v.b. Grave als getuigen zal doen oproepen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De directeur van het h.v.b. Grave heeft verzocht om klagers overplaatsing naar een andere inrichting. Meerdere gedetineerden zouden, onafhankelijk van elkaar, hebben verklaard dat klager zich door middel van gijzeling van een vrouwelijk personeelslid
zou willen onttrekken aan detentie. Deze informatie is door de selectiefunctionaris als onvoldoende concreet beoordeeld om over te gaan tot plaatsing van klager in een zwaarder regime. Omdat de situatie heeft geleid tot veel onrust onder het personeel
van het h.v.b. Grave is besloten klager over te plaatsen naar een ander h.v.b.
4. De beoordeling
4.1. Klager, die inmiddels onvoorwaardelijk is veroordeeld en in afwachting is van herselectie voor plaatsing in een gevangenis, behoort tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Uit de inlichtingen van de selectiefunctionaris en uit het selectie-advies van de directeur van het h.v.b. wordt voldoende aannemelijk dat klagers verdere verblijf in Grave zou hebben kunnen leiden tot onrust binnen de inrichting. De
selectiefunctionaris heeft daarbij aangegeven dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat klager zich daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt aan een poging tot onttrekking aan detentie. Anderzijds acht de beroepscommissie evenwel aannemelijk dat de
aanwijzingen die voor een dergelijke onttrekkingspoging voorhanden waren, hebben gezorgd voor zodanige onrust onder het personeel, dat daardoor de orde en rust in de inrichting bij een langer verblijf van klager wordt verstoord. Gelet daarop kan de op
de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en omstandigheden, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 27 oktober 2008.
secretaris voorzitter