Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1341/TA en 08/1362/TA, 24 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1341/TA en 08/1362/TA

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

het hoofd van het forensisch psychiatrisch centrum De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting en van [...], verder te noemen klager, ingediend door
mr. B.A. van Mens namens klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2008 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2008, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.A. van Mens, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist, en [...],
hoofd behandeling.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van afdelingsarrest ingaande op 3 januari 2008 en eindigend op 18 januari 2008 in verband met de weigering van een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager geen tegemoetkoming toegekend.

2. De standpunten
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De inrichting heeft de feiten verkeerd weergegeven en blijkbaar op basis van een verkeerde veronderstelling haar beslissing genomen. Feit is
dat klager sinds 26 december 2007 last had van urineretentie en dat hij daardoor niet kon voldoen aan het verzoek om aan een urinecontrole mee te werken. Bij klager was een katheter geplaatst. Daarbij is een grote hoeveelheid urine afgenomen, die
bruikbaar was voor een urinecontrole. Klager merkte op enig moment dat de katheter los zat. Hij heeft niet zelf de katheter eruit getrokken, maar slechts het laatste deel daarvan verwijderd. De rest was er vanzelf al uitgekomen. Toen de inrichting op 2
januari 2008 aandrong op een urinecontrole verliep het urineren nog zeer moeizaam De inrichting verlangde van klager dat hij opnieuw een katheter liet plaatsen. Dit afdwingen is in strijd met het bepaalde in artikel 3 van de Universele
verklaring van de rechten van de mens. Hij heeft nimmer geweigerd om aan een urinecontrole mee te werken. Urineretentie maakte medewerking praktisch onmogelijk.
De eerdere urinecontrole die positief was op cannabis betrof eveneens een ongeldige urinecontrole met een kreatininegehalte van minder dan 2. Klager heeft de inrichtingsarts niet geraadpleegd in verband met de losgeraakte katheter omdat hij wilde
wachten op zijn psychiater, die hem vervolgens de volgende dag heeft gezien. Klager kan heel moeilijk plassen als hem een urinecontrole wordt afgenomen. Het moet doodstil zijn in zijn omgeving. Hij heeft zelfs wel eens tevoren Oxazepam 50 mg. ingenomen
om rustiger te zijn.
Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming van € 300,= toe te kennen en de in zijn dossier vermelde ordemaatregel te schrappen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er zijn twee artsen geconsulteerd, ook een psychiater is arts, en het hoofd van de inrichting mocht afgaan op hun oordeel.
Het is de verantwoordelijkheid van de medische professie om goed in te schatten of een probleem aan de blaas ten grondslag zou kunnen liggen aan het niet kunnen afstaan van urine ten behoeve van een urinecontrole. Na overleg met de huisarts van het
Delta Psychiatrisch Centrum en de uroloog van het MCRZ heeft de behandelend psychiater besloten om klager in te sturen naar het ziekenhuis voor nader onderzoek. Volgens de dagrapportage van 2 januari 2008 heeft klager de dienstdoende psychiater gemeld
dat hij sinds 31 december 2008 de katheter was verloren, maar dat hij gewoon kon urineren en de afgelopen dagen geen pijn had ondervonden. Klager vond het na verwijdering/verlies van de katheter niet nodig om de dienstdoende arts te raadplegen. De staf
heeft op 2 januari 2008 meermalen gevraagd of het goed met klager ging. Hij is daar niet op ingegaan. Gelet op de geschetste feiten en omstandigheden is op 2 januari 2008 geoordeeld dat klager urine moest kunnen afstaan. De beoordeling van klagers
medische toestand op 2 januari 2008 heeft niet geleid tot een nieuw bezoek aan het ziekenhuis met als doel de katheter in te brengen. Een branderig gevoel is geen reden om voorshands aan te nemen dat klager geen mogelijkheid heeft om te urineren. De
beklagcommissie heeft niet marginaal getoetst, maar geoordeeld dat het niet kunnen urineren wel degelijk een medische oorzaak had.
Er is een somatische arts in de inrichting maar klager wilde wachten op zijn eigen psychiater. In november 2007 is klagers urinecontrole positief bevonden op cannabis. Voorts was er eerder sprake van onbetrouwbare urinecontroles in oktober en november
2007, waarbij het kreatininegehalte minder was dan 2. Bij klager is sprake van verslavingsproblematiek. Hij stelt dat er sprake is van psychologische problemen met het ‘gedwongen’ plassen, maar klager heeft daar nooit met zijn behandelaars over willen
spreken. Op andere momenten lukt het hem wel om te plassen.

Aan de beroepscommissie zijn namens het hoofd van de inrichting, met toestemming van klager, een bevestiging van een gemaakte afspraak voor een cystoscopie en de dagrapportage van 2 januari 2008 overgelegd.

3. De beoordeling
Uit de overgelegde dagrapportage van 2 januari 2008 volgt dat klager vanaf 31 december 2007 zijn katheter kwijt is, gewoon urineert en de dagen daarvoor geen pijn heeft gehad. Klager is die dag gezien door zijn behandelend arts, een psychiater. Klager
had niet eerder de somatische arts willen bezoeken, maar prefereerde voor consult te wachten op zijn behandelend psychiater. De psychiater heeft geoordeeld dat er geen medische problemen waren waardoor klager niet zou kunnen meewerken aan de hem op 2
januari 2008 aangezegde urinecontrole. De beklagcommissie heeft in afwijking daarvan geoordeeld dat er wel een medisch probleem ten grondslag lag aan het niet kunnen afstaan van urine en dat dit niet kan worden gezien als een weigering. Het is echter
noch aan de beklag-, noch aan de beroepscommissie in de onderhavige zaak te treden in de professionele beoordeling door een arts.
Het vorenstaande betekent dat het hoofd van de inrichting in redelijkheid op het oordeel van de arts, in casu de psychiater, heeft mogen afgaan. Voorts blijken uit de stukken en hetgeen door klager is aangevoerd onvoldoende feiten en omstandigheden die
de conclusie zouden kunnen dragen dat er een medische reden was waardoor klager geen urine kon afstaan op 2 januari 2008. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
vernietigd en het beklag zal, nu de bestreden beslissing tot oplegging van de ordemaatregel niet als onredelijk of onbillijk of in strijd met het recht kan worden aangemerkt, alsnog ongegrond worden verklaard. Het beroep van klager dat gericht is tegen
het niet toekennen van een tegemoetkoming zal, gelet op de ongegrondverklaring van het beklag, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager, gericht tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming, ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.C. van Kamp, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven