Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1523/GA, 23 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:23-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1523/GA

betreft: [klager] datum: 23 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V. Senczuk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 juni 2008 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 3 oktober 2008, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.W. van Voolen, en [...], locatie-directeur en [...], hoofd BSD.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De aanvraag van verlof is ten onrechte afgewezen, de beslissing is onvoldoende gemotiveerd. Klager betwist de beide gronden die aan de
beslissing ten grondslag zijn gelegd. Uit het verweerschrift van de directeur voor de beklagcommissie komt naar voren dat de hoge THC-score voldoende is om het verlof af te wijzen. Dit heeft derhalve geleid tot de afwijzing van het verlof. Ter zitting
van de beklagcommissie luidt de stellingname volledig anders. De hoge THC-score was niet doorslaggevend om het verlof te weigeren. De fraude is al voldoende voor de weigering van het verlof. De beklagcommissie is er ten onrechte aan voorbijgegaan dat
achteraf een onderbouwing voor de beslissing wordt gekozen. Er is geschoven met de strafgrond. Dat levert detournement de pouvoir op.
Er is geen rapport opgemaakt ten aanzien van de fraude tijdens de urinecontrole. Wat betreft de uitslag van de urinecontrole heeft klager nooit een rapport ontvangen. Er is klager nooit meegedeeld dat hij een herhalingsonderzoek kon laten verrichten.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de urinecontrole is bij klager een tube tandpasta met urine aangetroffen. Klager heeft tijdens het horen gesteld dat hij geen drugs heeft
gebruikt. De inrichting heeft hem het voordeel van de twijfel gegeven en hem vier dagen afzondering opgelegd waarvan twee dagen voorwaardelijk. De bedoeling was dat de voorwaardelijk opgelegde straf zou worden tenuitvoergelegd indien de uitslag van de
urinecontrole positief zou zijn. De positieve score van de urinecontrole heeft inderdaad niet tot een rapportage geleid. Hetgeen door klager hierover wordt gesteld is juist. Ook is verzuimd de voorwaardelijk opgelegde straf tenuitvoer te leggen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 4, aanhef en onder c, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan het verlof worden geweigerd in geval van ernstig vermoeden dat het verlof zal leiden tot alcoholmisbruik, druggebruik of een poging tot invoer van
contrabande.
Klagers verlofaanvraag is blijkens de schriftelijke mededeling van 22 januari 2008 afgewezen vanwege fraude tijdens de urinecontrole en de uitslag van de urinecontrole, derhalve op twee gronden. Wat dit laatste betreft is komen vast te staan dat in
strijd met artikel 5 van de Regeling urinecontrole de uitslag niet aan klager is medegedeeld en hij niet is gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek. De uitslag van de urinecontrole kan derhalve niet ten grondslag worden gelegd aan de
weigering.
Wat betreft de fraude overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van het bepaalde in artikel 8 van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen kan, indien gebleken is dat de gedetineerde met de urinecontrole heeft gefraudeerd, een
disciplinaire straf opgelegd worden. Daarbij geldt tevens dat aan de betreffende gedetineerde op basis van het door de Minister gevoerde Drugsontmoedigingsbeleid, gedurende een periode van zes maanden (onder meer) geen verlof wordt toegestaan. In
klagers geval is de (poging tot) fraude door de inrichting gelijkgesteld aan het gebruik van harddrugs, hetgeen – voor het verlenen van verlof – een wachttermijn van zes maanden oplevert.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat naar haar oordeel in de omstandigheden van dit geval een volledige wachttermijn van zes maanden niet voor de hand ligt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. mr. L.M. Moerings en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 23 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven