Nummer: 08/2003/GB
Betreft: [klager] datum: 22 oktober 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Th.C.P.M. van Boekel, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 augustus 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem niet te plaatsen in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met regimair verlof, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 27 juli 2006 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring/ISD (h.v.b./ISD) Utrecht te Nieuwegein. Op 28 september 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht, waar een regime van
algehele gemeenschap geldt. Op 2 juni 2008 is klager geselecteerd voor overplaatsing naar de b.b.i. van de PI Tilburg. Op 4 juni 2008 is klager – met intrekking van de selectiebeslissing van 2 juni 2008 – geselecteerd voor overplaatsing naar de b.b.i.
van de gevangenis van de PI Tilburg op een afdeling waar hij is uitgesloten van regimesgebonden verlof conform artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), alwaar hij op 5 juni 2008 is geplaatst.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 4 juni 2008 heeft de selectiefunctionaris de op 2 juni 2008 genomen selectiebeslissing ingetrokken en klager geselecteerd voor plaatsing in een inrichting zonder regimair verlof. Reden daarvoor is dat klagers verblijfsvergunning zou zijn ingetrokken
in combinatie met een eventuele ongewenstverklaring van klager. Klager gaat er vooralsnog vanuit dat hij, gelet op artikel 8 EVRM, niet zal worden uitgezet. Zijn echtgenote en zijn kind, die beiden in Nederland verblijven, hebben de Nederlandse
nationaliteit. Daarnaast beschikt hij over een aanvaardbaar verlofadres. Klager wil na zijn detentie in Nederland een toekomst opbouwen voor hem en voor zijn gezin. Door plaatsing in een b.b.i. waar hij verlof krijgt, kan hij een begin maken met dat
werken aan zijn toekomst. Klagers strafrestant staat niet in de weg aan een plaatsing in een dergelijke b.b.i. Klager gaat er vanuit dat de rechter de ongewenstverklaring zal terugdraaien maar dat dit nog enige tijd kan duren. Al die tijd zou hem dan
onnodig regimair verlof worden onthouden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 5 juni 2008 in de b.b.i. Tilburg geplaatst op een afdeling zonder regimair verlof. Reden voor die plaatsing was dat er een aanvraag voor de intrekking van de verblijfsvergunning en een aansluitende ongewenstverklaring liep. Op 17 juni 2008
is klager tot ongewenst vreemdeling verklaard. Om die reden komt klager niet (meer) voor plaatsing in een reguliere b.b.i. in aanmerking. De omstandigheid dat de gevolgen van de ongewenstverklaring invloed hebben op zijn gezinsleven maken een en ander
voor de selectiefunctionaris niet anders. Voor zover er problemen zijn met betrekking tot de bezoekmogelijkheid voor klagers familie, kan klager te allen tijde een overplaatsingsverzoek indienen.
4. De beoordeling
4.1. De afdeling van de gevangenis van de P.I. Tilburg, waar klager verblijft, is een normaal beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling, met een regime van algehele gemeenschap.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, komt in aanmerking voor plaatsing in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.
4.3. Op zich is voldoende aannemelijk dat klager op 17 juni 2008 tot ongewenst vreemdeling is verklaard. In beginsel heeft dit tot gevolg dat klager na ommekomst van zijn detentie zal worden uitgezet dan wel zelf Nederland dient te verlaten.
Op grond van het bepaalde in artikel 3 van de Regeling komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking (onder meer) gedetineerden van wie vaststaat dat zij na hun detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd.
4.4. In de toelichting op artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Stcrt. 1998, nr. 247) heeft de Minister (onder meer) aangegeven:
”Indien de gedetineerde nog in een procedure is verwikkeld en derhalve nog niet vaststaat of betrokkene zal worden uitgezet of uitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging gemaakt te worden of betrokkene geschikt
is om in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven. Het verwikkeld zijn in een zodanige procedure zal in het algemeen wel aanleiding zijn betrokkene niet in een (zeer) beperkt beveiligde
inrichting te plaatsen.”
4.5. De selectiefunctionaris heeft er bij zijn beslissing geen blijk van gegeven de in de nota van toelichting bedoelde afweging te hebben gemaakt. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom niet
in stand blijven. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 oktober 2008
secretaris voorzitter