Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1513/GA, 14 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1513/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 mei 2008 van de beklagcommissie bij het HvB/ISD Amsterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 september 2008, gehouden in de locatie Zoetermeer, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij het HvB/ISD Amsterdam.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie ingaande 17 februari 2008, vanwege een positieve score op THC en de vondst van een hasjpijp op klagers cel;
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel ingaande 10 februari 2008, omdat klager na een korte vechtpartij met een medegedetineerde de piw-er die tussenbeide kwam heeft bedreigd en een slaande beweging naar hem heeft
gemaakt.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a. klager heeft nog nooit een hasjpijp in zijn mond gehad. Hij rookt wel een jointje. Klager denkt dat de hasjpijp van de vorige celbewoner is geweest. Dat was een Marokkaanse jongen die veel rapporten kreeg. Klager zat net twee
dagen
in die cel.
Met betrekking tot b: Klager ging goed om met de piw-ers en medegedetineerden. Hij kon het eigenlijk maar met één piw-er, [A], niet goed vinden. Dat is ook de piw-er die de rapportage over klager heeft geschreven. Het was een praatjesmaker, een
opschepper.
Het conflict met de medegedetineerde begon tijdens de recreatie. Klager pakte een tafeltennisbatje uit zijn hand. Klager heeft het zelf niet gehoord, maar hij hoorde achteraf dat piw-er [A] tegen die medegedetineerde zei dat hij toch niet zomaar het
batje uit zijn hand moest laten pakken. Piw-er [A] heeft de medegedetineerde opgehitst. De volgende dag keek die medegedetineerde tijdens de recreatie heel dreigend naar klager en maakte hij dreigende handgebaren. Klager ging op een gegeven moment
bellen en liep naar zijn cel om zijn telefoonboekje te halen. Hij liep langs die medegedetineerde en lachte naar hem. Die jongen rende toen naar klager toe en haalde naar hem uit. Klager stapte hierop achteruit zijn cel in. Medegedetineerden renden
naar
hen toe en piw-er [B] greep in. Piw-er [A] rende recht op klager af. Klager was op dat moment rustig. Piw-er [A] riep dat klager nu naar binnen moest gaan. Klager zei hierop tegen piw-er [B] dat die andere jongen naar binnen moest. Piw-er [B] zei
hierop
“ga nou maar”. Even later kwam een aantal mannen met schilden klager naar de iso brengen. De directeur kwam bij klager langs met een formulier en zei dat hij de piw-er bedreigd had. Piw-er [B] zou nog langskomen maar dat is niet meer gebeurd. Klager
vindt het niet normaal wat er is gebeurd. Hij heeft dit alles niet veroorzaakt. Klager heeft niets gezegd, hij heeft niemand bedreigd. Hij is onterecht gestraft. Bij de stukken zitten schriftelijke verklaringen van medegedetineerden die die
verklaringen
spontaan hebben opgesteld. Piw-er [A] werkt niet meer in de inrichting.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst naar het verweerschrift voor de beklagcommissie en heeft daar eigenlijk weinig aan toe te voegen. Klager verliest bij tijd en wijle zijn geduld. Hij is onlangs weer bij een vechtpartij betrokken geweest en is overgeplaatst. Het is
duidelijk dat het niet klikte tussen klager en de piw-er. Die was een oud-medewerker van DV&O en werkt inmiddels niet meer in de inrichting. De directeur weet niet wat voor dreigende taal klager heeft geuit.

3. De beoordeling
Met betrekking tot a. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan- voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve op dit onderdeel
ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot b. Volgens de schriftelijke mededeling van 10 februari 2008 is klager een disciplinaire straf opgelegd omdat hij, na een korte vechtpartij met een medegedetineerde, de piw-er die hem van de medegedetineerde afhield heeft bedreigd en
een slaande beweging naar hem heeft gemaakt. In het schriftelijke verslag van 10 februari 2008 staat dat klager rapport krijgt voor de slaande beweging en voor de dreigende taal die hij naar de piw-er heeft geuit. Klager ontkent bedreigingen te hebben
geuit en de directeur kan desgevraagd niet verklaren waaruit die dreigende taal heeft bestaan. Nu niet feitelijk is omschreven wat voor dreigende taal klager heeft geuit, is er onvoldoende grondslag voor het opleggen van een disciplinaire straf en deze
beslissing kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet in stand blijven. Het beroep zal op dit onderdeel gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog
gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal klager een tegemoetkoming van € 70,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep met betrekking tot b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. M. Kooijman en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 14 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven