Nummer 24/39284/SJA
Betreft [verzoeker]
Datum 4 maart 2024
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van
[verzoeker], geboren op [geboortedatum] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Rijks Justitiële Jeugdinrichting De Hartelborgt te Spijkenisse (hierna: de directeur) heeft op 26 februari 2024 beslist om verzoekers deelname aan gemeenschappelijke activiteiten te beperken van 26 februari 2024 tot en met 4 maart 2024 (een aangepast programma).
Verzoekers raadsvrouw, mr. K.R. Koopman, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Hb-2024-116).
2. De beoordeling
Op grond van artikel 23, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) kan de directeur de jeugdige gedurende ten hoogste een week beperken in de deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, indien dit noodzakelijk is in het belang van:
a. zijn geestelijke of lichamelijke ontwikkeling;
b. de uitvoering van het hem betreffende perspectiefplan.
Op grond van het vierde lid van artikel 23 van de Bjj kan de directeur deze beperking telkens met ten hoogste een week verlengen, indien hij na overleg met een gedragsdeskundige tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak hiertoe nog bestaat.
Overwegingen van de voorzitter
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen.
Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Aan verzoeker is op 26 februari 2024 een aangepast programma opgelegd voor de duur van een week. Het aangepaste programma geldt vanaf 5 februari 2024, dus dit betreft de derde verlengingsbeslissing. De beslissing om een aangepast programma toe te passen (waartegen beklag openstaat) duurt op dit moment nog steeds voort, dus het spoedeisende belang van het schorsingsverzoek is in dit geval aanwezig. Het moment/de dag waarop om schorsing wordt gevraagd van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing, maakt hierbij niet uit.
Verzoeker stelt dat de beslissing van de directeur onvoldoende is gemotiveerd, omdat bij elke verlenging dezelfde motivering wordt gebruikt en de motivering niet is toegespitst op het gedrag van verzoeker, maar op die van de hele groep. Ook is het volgens verzoeker niet duidelijk geworden of hij (individueel) is besproken door de directeur en de gedragswetenschapper, en zo ja, wat de conclusie daarvan is.
In de beslissing van 26 februari 2024 en de rest van het dossier komt naar voren dat het leef- behandel- en werkklimaat (de sfeer en de verhoudingen tussen de jongeren (onderling) en de medewerkers) op de afdeling van verzoeker ernstig waren verstoord. De directeur legt hierbij uit dat uiteindelijk ervoor is gekozen om de samenstelling van de groep en het behandelteam aan te passen. Daardoor is het nodig dat zowel de jongeren als de medewerkers kunnen wennen aan de nieuwe situatie. De groep is daarom opgesplitst. Elke week wordt met de gedragswetenschapper gekeken of de jongeren, waaronder verzoeker, weer (in toenemende mate) kunnen deelnemen aan gemeen-schappelijke activiteiten.
De voorzitter leest in de beslissing van 26 februari 2024 dat verzoeker op diezelfde dag is gehoord en dat deze beslissing is genomen na overleg met de gedragswetenschapper. Het klopt dat de motivering van de beslissing bijna hetzelfde is als die van de vorige verlengingsbeslissingen, maar de onderbouwing is wel aangevuld: ‘‘Afgelopen week wordt gezien dat er in deze nieuwe situatie, waarin het behandelteam en jongeren aan elkaar moeten wennen, nog meer tijd nodig is om de groepsnormen te hanteren en te houden aan de groepsregels en dagprogramma. Daarom wordt het aangepaste programma verlengd met een week’’.
In het dossier komt ook naar voren dat verzoeker een bepaalde rol heeft (gehad) in de genoemde ontwrichtende situatie op zijn afdeling en dat hij hier niet buiten staat. Het gaat hierbij om (recent of iets langer geleden voorgevallen) fysieke en verbale agressie richting medewerkers, waarvoor verzoeker disciplinair is bestraft. De directeur geeft verder aan dat verzoeker de afgelopen periode nog niet het gedrag heeft laten zien dat nodig is om weer aan gemeenschappelijke activiteiten deel te nemen (onder andere het opzoeken van de samenwerking met het behandelteam en het zich houden aan de geldende regels en afspraken en de instructies van de groepsleiding).
Gelet hierop en op de genoemde situatie op de groep van verzoeker heeft de directeur, voorlopig oordelend, voldoende gemotiveerd dat het (verlengde) aangepaste programma in het belang is van de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van verzoeker en de uitvoering van zijn perspectiefplan. De voorzitter acht de beslissing van de directeur dan ook op voorhand niet onredelijk of onbillijk. De voorzitter zal het verzoek daarom afwijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 4 maart 2024 gegeven door J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter