Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1303/TB, 13 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1303/TB

betreft: [klager] datum: 13 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. de Vos, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 27 mei 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 september 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. I. de Vos, en namens de Staatssecretaris, [...] en [...]. Op verzoek van de
Staatssecretaris is tevens als getuige-deskundige gehoord [...], klinisch psycholoog en behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van FPC Veldzicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar de longstayvoorziening van FPC de Pompestichting te Vught (hierna: de Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager verbleef laatstelijk in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Bij advies van 18 maart 2008 heeft het hoofd
van FPC Veldzicht de Staatssecretaris geadviseerd klager over te plaatsen naar de longstayafdeling van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 27 mei 2008 beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting te Vught. Deze overplaatsing is op
28 mei 2008 gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Pompestichting. Klager heeft al in veel inrichtingen verbleven. Hij meent dat er maar wat met hem wordt geschoven. Klager ontkent elke betrokkenheid bij de handel in drugs. Zonder onderzoek
mag hier niet van worden uitgegaan. Klager is het niet eens met de in het stafberaad van 12 maart 2008 weergegeven feiten en conclusies. Klager stelt verder dat hij niet voor de bestreden beslissing is gehoord. Het horen op 26 mei 2008 was te mager.
Geenszins is gebleken dat sprake is van een weloverwogen mededeling van klager dat hij geen bezwaar heeft tegen de overplaatsing. De kennelijke reactie van klager dat hij de overplaatsing goed zou vinden, past binnen de houding van klager. Hieruit kan
geen toestemming worden afgeleid. Klager weigert iedere medewerking. Bovendien heeft klager eerder aangegeven wel in Veldzicht te willen blijven. Klager vraagt zich af of de beslissing is genomen nadat was kennisgenomen van het standpunt van klager. In
de uitspraak van de beroepscommissie van 9 mei 2005 met kenmerk 04/3035/TB heeft de beroepscommissie aangegeven het niet gewenst te achten dat een verpleegde slechts enkele dagen voor de voorgenomen overplaatsing de datum daarvan verneemt.
Klager doet van tijd tot tijd mee aan weddenschappen. Hierbij wordt gespeeld om allerlei zaken zoals shag, videobanden, eten en drinken. Klager betwist dat de urinecontroles vrijwel altijd positief zijn en dat hij sinds een half jaar niet aan deze
controles meewerkt. Klager overdrijft zijn drugsgebruik en vindt het prettig mensen op het verkeerde been te zetten. Het is juist dat op 26 januari 2007 een grotere hoeveelheid drugs op klagers kamer is aangetroffen. Deze heeft klager van een
medepatiënt gekocht. Het verzoek om een bedrag van € 4.000,= over te maken is door de inrichting gehonoreerd. Klager heeft aan de staf doorgegeven dat dit wordt gebruikt voor het voldoen van een huurschuld. Klager begrijpt niet waarom de inrichting
niet
meer geprobeerd heeft om met hem aan de gang te komen, bijvoorbeeld door middel van muziek en het spreken over rapteksten. Klager is niet ongemotiveerd om wat dan ook te doen.
Klager kan de stelling van het hoofd van de inrichting dat klager is overgeplaatst op grond van gevaar voor de veiligheid in de inrichting moeilijk plaatsen met de elders in de stukken gemaakte opmerkingen dat sprake is van een ruiling. Dit laatst
vormt
volgens klager de feitelijke reden van zijn overplaatsing. Ruiling vormt gelet op artikel 11 Bvt geen grond voor overplaatsing. Klager wil niet te boek staan als iemand die vanwege de orde en veiligheid in de inrichting moet worden overgeplaatst.
Klager
wil terug naar Veldzicht. Klager verzoekt na gegrondverklaring van het beroep, hem een tegemoetkoming toe te kennen van € 600,=. Klager had geen toegang tot het achterterrein.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is conform artikel 53 Bvt gehoord. De Bvt stelt geen formele eisen aan het horen van verpleegden. Het horen is op een normale wijze gegaan. Het feit dat klager achteraf te
kennen geeft het niet met de overplaatsing eens te zijn, maakt de procedure als zodanig niet onzorgvuldig. FPC Veldzicht heeft de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen in het kader van de orde en veiligheid. Klager heeft in januari 2008
aangegeven niet meer samen te willen werken met zijn begeleiders, de behandelaar en de inrichting in het algemeen. Klager is niet bereid om te werken aan zijn drugsproblematiek (inclusief handel) en vormt hierdoor een risico voor zichzelf en andere
patiënten. Een verblijf in Veldzicht is onwenselijk in verband met de mogelijkheden voor drugsgebruik.

Door de getuige-deskundige is het verzoek om overplaatsing als volgt toegelicht. Er is sprake van een wederzijdse overplaatsing. De tbs-inrichtingen hebben een volle bezetting. Hierdoor is een overplaatsing alleen via een ruiling te realiseren. De
inrichting heeft de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen omdat hij zorgde voor een onbeheersbare situatie. Het open achterterrein bij Veldzicht biedt klager de mogelijkheid ongezien dingen te doen. Klager heeft een regime nodig met meer
controlemogelijkheden. Klager was op de hoogte van de overplaatsing. Het horen vindt plaats op het moment dat bekend is dat de beslissing eraan komt. Klager had toegang tot de achtertuin.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Op grond van artikel 53, tweede lid, onder a, Bvt wordt de verpleegde gehoord alvorens een beslissing wordt genomen omtrent de plaatsing of overplaatsing. Uit de stukken komt naar voren dat klager op 26 mei 2008 is medegedeeld dat hij wordt
overgeplaatst. De beslissing tot overplaatsing is gedateerd op 27 mei 2008. Gelet hierop acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat het recht om te horen in casu niet is geschonden. Wel merkt de beroepscommissie op dat er meer pogingen hadden
kunnen worden ondernomen om klagers werkelijke mening te vernemen. De opstelling van klager wordt immers gekenmerkt door desinteresse, hetgeen tot uiting komt in opmerkingen zoals “je doet maar”. Klager weigert verder iedere medewerking. De kennelijk
door klager gegeven reactie dat hij instemt met de overplaatsing, had gelet op het vorenstaande voor de inrichting aanleiding moeten zijn hierop door te vragen.

De beroepscommissie acht het uit oogpunt van beheersbaarheid niet onredelijk of onbillijk dat klager is overgeplaatst naar een andere inrichting waar meer controle en toezicht mogelijk is. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking de brief van 18
maart 2008 van het hoofd van de inrichting en de wettelijke aantekeningen naar aanleiding van het stafberaad van 12 maart 2008. Hieruit komt naar voren dat klager in verband wordt gebracht met het gebruik van en handel in drugs. Klager wordt als
onbetrouwbaar bestempeld. De beroepscommissie heeft geen aanleiding hieraan te twijfelen. Het vorenstaande betekent tevens dat de overplaatsing is ingegeven op inhoudelijke motieven en niet, zoals klager suggereert, vanwege de enkele mogelijkheid van
ruiling met een andere patiënt in een andere inrichting. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven