Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1392/TB, 13 oktober 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-10-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1392/TB

betreft: [klager] datum: 13 oktober 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 3 juni 2008 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 september 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens de Staatssecretaris, [...] en [...].
Op verzoek van de Staatssecretaris is tevens als getuige-deskundige gehoord [...], klinisch psycholoog en behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van FPC Veldzicht. Van klagers raadsman is op 25 september 2008 nog een nadere reactie ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een reguliere tbs-inrichting of het Pieter Baan Centrum ter observatie afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij uitspraak van het gerechtshof te Den Haag van 27 juli 1989 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers beroep in cassatie is op 6 februari 1990 verworpen.
Vervolgens is klager op 5 juni 1990 geplaatst in het Meijers Instituut te Utrecht. Van 9 oktober 1990 tot 3 oktober 1991 is hij in verband met het plegen van een nieuw strafbaar feit geplaatst in een huis van bewaring. Op 3 oktober 1991 is klager
geplaatst in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: Van Mesdagkliniek). Op 12 juli 2001 is klager overgeplaatst naar Oldenkotte. Op 9 december 2005 is besloten klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Klager is op 16 januari 2006
geplaatst in de longstayvoorziening van De Rooyse Wissel te Maastricht. Op 9 augustus 2007 heeft de Staatssecretaris besloten klager over te plaatsen naar de longstayafdeling van Veldzicht. De Staatssecretaris heeft het verzoek van 15 mei 2008 van
klager om overplaatsing naar een reguliere behandelinrichting of het PBC ter observatie, op 3 juni 2008 afgewezen.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn verzoek om overplaatsing. Klager meent dat sinds zijn overplaatsing naar de longstayafdeling en de uitspraak van de beroepscommissie van 13 juni 2007 met nummer 06/28/TB op het hiertegen
ingestelde beroep, zich nieuwe omstandigheden hebben voorgedaan. Klager wijst in de eerste plaats naar het tijdsverloop. Verder heeft klager te kennen gegeven open te staan voor libidoremmende medicatie, indien deskundigen dat nodig oordelen. Ten
slotte
wordt de wens van klager te worden overgeplaatst naar een behandelafdeling ondersteund door de behandelcoördinator.
De inrichting meldt dat na een positieve evaluatie van de schematherapie zal worden onderzocht in hoeverre een overplaatsing naar een behandelafdeling mogelijk is. Ondanks eerdere mededelingen hieromtrent is de schematherapie nog niet gestart. De
therapeute was vanaf de eerste week van april met zwangerschapsverlof. Klager meent dat hij dient te worden overgeplaatst naar een behandelafdeling, dan wel dat dit in ieder geval kritisch dient te worden onderzocht door een onafhankelijke instelling.
Klager verwijst naar de uitspraak van 20 maart 2008 met nummer 07/2890/TB, waarin de beroepscommissie dit uitgangspunt heeft aanvaard. In de brief van de Staatssecretaris van 21 augustus 2008 aan de Tweede Kamer wordt gemeld dat om de drie jaar een
evaluatie van de longstayplaatsing zal plaatsvinden. Klager heeft vernomen dat de schematherapie is bedoeld om de longstaystatus te accepteren en dus niet om te onderzoeken of wegplaatsing uit de longstay mogelijk is. Klager heeft zich bevreemd over de
opmerking van de behandelcoördinator dat klager geen type is voor libidoremmende medicatie. Klager heeft met zijn vriendin gesproken over de medicatie. Hij ziet in dat als hij nog een toekomst wil hebben, hij deze weg moet bewandelen. Als klager vanaf
april de schematherapie had kunnen volgen, dat was hij nu verder geweest. Doch ook dan had klager beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris aangetekend. De periode van twee jaar is te traag. Klager meent dat rekening dient te worden gehouden
met zijn leeftijd. Hij heeft op eigen initiatief prozac genomen en ondervindt hier geen last van.

De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het tijdsverloop en de medicatiebereidheid van klager zijn geen nieuwe omstandigheden die een overplaatsing naar een behandelafdeling en/of het Pieter Baan Centrum zouden kunnen
rechtvaardigen. Klager is begin 2007 nog uitgebreid onderzocht in het kader van de longstayplaatsing en bleek na vele behandelpogingen niet langer behandelbaar. De behandelcoördinator heeft in reactie op het verzoek laten weten dat er geen wezenlijke
veranderingen in de kernproblematiek van klager zijn opgetreden. De behandelcoördinator ziet dan ook geen reden voor overplaatsing naar een reguliere behandelafdeling. Dat de therapie nog niet is aangevangen, doet hier niet aan af. De inrichting heeft
zich bereid getoond de mogelijkheid voor een nieuwe behandelpoging te onderzoeken door klager aan te melden voor deze therapie. Bij een positieve evaluatie zal worden onderzocht of er aanleiding bestaat klager voor een herselectie aan te melden.

De getuige-deskundige licht het standpunt van de inrichting als volgt toe. De getuige-deskundige stelt voorop dat hij niet de behandelcoördinator van klager is. Hij heeft klager recent gesproken. Klager verblijft thans één jaar op de longstayafdeling
van Veldzicht en heeft gedurende deze periode één keer de bereidheid uitgesproken libidoremmende medicatie te willen gebruiken. Bedacht moet worden dat met het gebruik van deze medicatie niet direct het delictgevaar is geweken. De schematherapie is in
verband met het zwangerschapsverlof van de therapeute in april 2008 niet doorgegaan. Op 14 oktober a.s. is zij terug en kan klager direct beginnen met de therapie. Pas na één à twee jaar schematherapie bestaat er zicht op de behandelmogelijkheden. Deze
therapie beoogt bepaalde patronen in het denken en handelen van de verpleegde te doorbreken. De prognose van klager is ongunstig vanwege het sexueel sadisme. De samenwerking met klager verloopt ook niet vlekkeloos. De eerste taak van Veldzicht is
uitvoering te geven aan de longstay. Binnen dat kader wordt schematherapie toegepast. Schematherapie is een individuele therapie die één keer per week voor een half uur wordt gegeven. De getuige-deskundige kan niet aangeven waarom de
behandelcoördinator
tegenover klager gezegd zou hebben waarom libidoremmende medicatie niets voor klager is. De getuige-deskundige vermoedt dat de reden hiervoor is gelegen in het feit dat sexueel sadisme een omstreden begrip is. Indien dit wordt gezien als een agressieve
daad, is libidoremmende medicatie niet zinvol.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het geldende longstay beleidskader is bepaald dat na verloop van tijd kan blijken dat voortzetting van het verblijf op de longstay afdeling niet meer noodzakelijk is, omdat blijkt dat het delictrisico op termijn wel kan worden verminderd door
behandeling of anderszins. Zo kunnen tbs-gestelden zich na verloop van tijd wel openstellen voor behandeling die zij eerder afwezen, kunnen behandelstrategieën in de loop der jaren verbeteren, kunnen medicijnen sterk verbeterd zijn en/of ontwikkeld
zijn
of kan bijvoorbeeld de stoornis van de tbs-gestelde afnemen met de leeftijd. Ook is denkbaar dat de beheersproblematiek dusdanig is afgenomen dat een doorplaatsing in een longstayvoorziening in de GGZ mogelijk is (Tweede Kamer, 2004-2005, 29452, nr 35,
p. 11).

De beroepscommissie is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat klager de bereidheid toont libidoremmende medicatie in te nemen, onvoldoende grond vormt voor een uitplaatsing van klager uit de longstayvoorziening. Het beleidskader stelt de
vermindering van het delictrisico als uitgangspunt voor een eventuele uitplaatsing van een verpleegde en daarvan is onvoldoende gebleken. Gelet op het vorenstaande, de stoornis van klager en de duur van de schematherapie, is de afwijzing van het
verzoek
om uitplaatsing niet onredelijk of onbillijk. Het verzoek om uitplaatsing is prematuur. De beroepscommissie meent dat een eventuele observatieplaatsing in bijvoorbeeld het PBC, zoals door klager subsidiair is verzocht, niet tot een ander oordeel zal
leiden. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 13 oktober 2008

secretaris voorzitter

Naar boven