Nummer 23/36724/GA
Betreft [klager]
Datum 13 februari 2024
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om te worden overgebracht naar een daartoe bestemde plaats voor de verlening van forensische zorg op grond van artikel 43, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).
De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard heeft op 10 oktober 2023 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (G-2023-1212). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S.N.M. Lousberg, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de PI Sittard (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ongeacht dat de selectiefunctionaris in de beslissing van 17 augustus 2023 tot ‘een afwijzing van het verzoek’ op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw heeft besloten, heeft klager de mogelijkheid om in beklag te gaan tegen de beslissing van de directeur.
Aan klager is een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd (met voorwaarden) van drie jaar opgelegd. Klager heeft van het begin af aan te kennen gegeven dat hij meer dan bereid is om verslavingshulp te aanvaarden. Hij heeft hierin een actieve houding aangenomen. Op 10 februari 2023 deelde klagers casemanager mede dat er binnen de PI Sittard geen verslavingsbehandelingen worden aangeboden. Klager is uiteindelijk aangemeld voor de training aan de bak en voor de leefstijltraining.
Eerlijkheidshalve geeft klager toe dat hij het moeilijk vindt om te stoppen met blowen. Zijn verslaving begint binnen de PI te verergeren. Klager voelt zich onrustig en soms depressief. Hij probeert al maanden om de psycholoog hierover te spreken. Klager verblijft al ruim negen maanden in detentie. Hij heeft professionele hulp nodig die binnen de PI niet aan hem geboden kan worden.
De rechtbank heeft in de strafmaatoverweging tot uitdrukking gebracht dat zij de indruk heeft dat klager daadwerkelijk intrinsiek gemotiveerd is om van zijn verslaving af te komen en niet opnieuw terug te vallen.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft het standpunt in beroep niet verder toegelicht.
3. De beoordeling
De situatie
De vrijhedencommissie van de PI Sittard heeft op 3 juli 2023 aan de selectiefunctionaris een positief advies uitgebracht over een plaatsing van klager op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw. Op 17 augustus 2023 heeft de selectiefunctionaris te kennen gegeven dat hij niet kan instemmen met de voorgenomen plaatsing. De directeur van de PI Sittard heeft diezelfde dag beslist het negatieve advies van de selectiefunctionaris over te nemen en heeft klagers verzoek afgewezen.
De wet- en regelgeving
Op grond van artikel 43, vierde lid, van Pbw draagt de directeur zorg voor overbrenging van de gedetineerde naar de daartoe bestemde plaats, als de in het eerste lid van dat artikel (het recht op sociale verzorging en hulpverlening) omschreven zorg en hulp dit noodzakelijk maken en een dergelijke overbrenging zich verdraagt met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Wanneer de gedetineerde wordt overgebracht ten behoeve van de verlening van forensische zorg bedoeld in de Wet forensische zorg, geschiedt de overbrenging overeenkomstig de bepalingen van die wet.
De ontvankelijkheid
De beklagcommissie heeft overwogen dat er geen sprake is van een beslissing van de directeur waar op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) beklag tegen openstaat, nu er sprake zou zijn van een beslissing van de selectiefunctionaris. Dat is niet juist. De directeur, en niet de selectiefunctionaris, is op grond van artikel 43, vierde lid, van de Pbw beslissingsbevoegd. De selectiefunctionaris geeft bij dergelijke verzoeken slechts een advies (zie RSJ 29 maart 2022, 22/26132/GB). Dat de selectiefunctionaris in dit geval niet duidelijk heeft benoemd dat het om een advies gaat, maakt het voorgaande niet anders. Al helemaal niet, nu de directeur daarna een beslissing heeft genomen.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen. Om proceseconomische redenen zal zij zelf inhoudelijk op het beklag beslissen.
De inhoudelijke beoordeling
In artikel 43 staat het recht op sociale verzorging en hulpverlening van de gedetineerde voorop. De directeur dient binnen de grenzen van zijn verantwoordelijkheid voor de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming aan de hiermee belaste of hierbij betrokken functionarissen de medewerking te verlenen die voor de uitoefening van deze taak noodzakelijk is. De zorgplicht van de overheid ten opzichte van gedetineerden krijgt meer inhoud naarmate de inrichting geslotener van karakter is en de detentie langer duurt (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 63).
Uit de stukken volgt dat klager is veroordeeld tot twintig maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden in de vorm van een meldplicht, een klinische opname, verplichte (ambulante) begeleiding, woonbegeleiding en middelencontrole. De rechtbank achtte dus een (in duur beperkte) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming aan de orde en voorts aansluitend een reclasseringstoezicht met (onder meer) een klinische opname en ambulante begeleiding.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur, die inhoudt dat de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming voorop staat – ondanks klagers motivatie om aan zichzelf te werken – naar het oordeel van de beroepscommissie niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 13 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter