Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/33720/GA, 6 februari 2024, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/33720/GA
    
            
Betreft    [klaagster]
Datum    6 februari 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur)

 

1. De procedure
[klaagster] (hierna: klaagster) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen de beslissing van de directeur om enkele ramen in de recreatieruimte af te plakken met donkere folie.

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 21 april 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van €25,- (VU 2023/164). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft twee juridisch medewerkers bij de PI Vught en […], waarnemer van klaagsters raadsvrouw mr. S. Weening, gehoord op de zitting van 15 december 2023 in de PI Vught.
De beroepscommissie heeft vervoer voor klaagster geregeld, zodat zij op de zitting kon worden gehoord. [Waarnemer van klaagsters raadsvrouw] heeft aangegeven dat klaagster geen gebruik wilde maken van deze mogelijkheid.

Voorafgaand aan de zitting hebben de beroepscommissie en de secretaris de betreffende recreatieruimte geschouwd. Van deze schouw heeft de voorzitter aan partijen ter zitting een korte samenvatting gegeven.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Ten tijde van het beklag verbleven tijdelijk enkele vrouwen op de terroristenafdeling (afdeling H) van de PI Vught vanwege capaciteitsgebrek in de PI Zwolle. De vrouwelijke gedetineerden hadden vanuit de recreatieruimte zicht op luchtplaats van de mannelijke gedetineerden en andersom. Naast de recreatieruimte bevinden zich ook de tuinen van afdeling G, waar mannelijke gedetineerden verblijven. Contact tussen de vrouwelijke en de mannelijke gedetineerden (op de terroristenafdeling) kan de orde, rust en veiligheid in de inrichting echter ernstig verstoren. In het verleden is dit daadwerkelijk gebeurd. Hiervoor moest, zolang de vrouwelijke gedetineerden in de PI Vught zouden verblijven, een oplossing worden gezocht. 

De directeur heeft deze oplossing gevonden in het plakken van donkere folie op de ramen van de recreatieruimte die grenzen aan de luchtplaats. Deze beslissing is niet in strijd met het beginsel van minimale beperkingen, zoals de beklagcommissie heeft geoordeeld. De directeur heeft alternatieven onderzocht en maatwerk geleverd. Er is rekening gehouden met de positie van de vrouwen. Een lichtere variant van de folie werd niet geschikt bevonden, omdat er dan alsnog silhouetten zichtbaar zijn als het buiten donker is (deze folie is wel gebruikt voor de ramen in de verblijfsruimten van de vrouwen, omdat daar gordijnen zijn). Raamdecoratie, zoals gordijnen, is geen optie vanwege brandgevaar, omdat de keuken zich aan de zijde van de luchtplaats bevindt. Verder zijn de ramen slechts gedeeltelijk afgeplakt, waarbij is gekeken naar de lengte van de vrouwen. De ramen aan de andere kant van de recreatieruimte zijn niet met folie bedekt, omdat daar weinig mensen langslopen. 

Zodoende kon er, ondanks de donkere folie, toch zoveel mogelijk daglicht de recreatieruimte binnenkomen. Het klopt dat er op donkere dagen weinig licht is. Het belang van de orde en de veiligheid in de inrichting, door middel van het gescheiden houden van vrouwelijke en mannelijke gedetineerden, dient echter te prevaleren. Klaagster en haar vrouwelijke medegedetineerden zijn op 30 mei 2023 overgeplaatst.

Standpunt van klaagster
De beslissing van de directeur bracht voor klaagster een beperking met zich mee. De rechten van klaagster mogen niet geschonden worden, ondanks dat slechts sprake was van een tijdelijk verblijf in de PI Vught. De geldende wettelijke waarborgen, zoals het beginsel van minimale beperkingen, artikel 18.2, aanhef onder a, van de European Prison Rules en artikel 14 van de Nelson Mandela Rules, gelden ook voor de gemeenschappelijke ruimten. 

Vanwege het donkere folie op de ramen kwam er in de recreatieruimte onvoldoende daglicht binnen, waardoor het verschil tussen dag en nacht onvoldoende kon worden waargenomen. Er kon niet onder normale condities worden geleefd. Het lamplicht moest aan, omdat het in de recreatieruimte anders te donker was om te leven en te werken. Dat de ramen aan de andere zijde van de ruimte niet waren afgeplakt, maakt geen verschil. De stelling van de directeur dat er alternatieven zijn onderzocht is niet onderbouwd. De directeur geeft alleen aan dat de donkere folie geoorloofd zou zijn. Volgens klaagster hadden er bijvoorbeeld schermen kunnen worden geplaatst bij het hek dat buiten de recreatieruimte staat. 

 

3. De beoordeling
Op grond van artikel 2, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet worden personen ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging plaatsvindt van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel aan geen andere beperkingen onderworpen dan die welke voor het doel van de vrijheidsbenemening of in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting noodzakelijk zijn (het beginsel van minimale beperkingen).

Klaagster verbleef ten tijde van het beklag op een tijdelijke voor vrouwen bestemde terroristenafdeling in de PI Vught. De directeur heeft beslist om op deze afdeling donkere folie te plakken op de ramen van de recreatieruimte. Klaagster heeft, zo begrijpt de beroepscommissie, gevraagd om de donkere folie te verwijderen, omdat er volgens haar onvoldoende daglicht binnenkomt, maar de directeur heeft dit verzoek afgewezen.

De beroepscommissie heeft de situatie ter plekke geschouwd en gezien dat de recreatieruimte (waar klaagster verbleef) en de luchtplaats en de tuin (waar mannelijke gedetineerden verblijven) zich vlak naast elkaar bevinden. De ramen in de recreatieruimte – boven het keukenblok en aan de zijde van de luchtplaats en de tuin – zijn (tot op heden) voor een groot deel met donkere folie beplakt. Door dit folie komt er via die kant van de recreatieruimte minder daglicht binnen. Met enige moeite kan wel naar buiten worden gekeken. Het donkere folie heeft een spiegeleffect aan de buitenzijde, waardoor er niet van buiten naar binnen kan worden gekeken. De ramen aan andere zijde van de recreatieruimte – volgens de directeur de zonkant – zijn niet met folie beplakt. 

De directeur stelt dat het niet mogelijk is om vrouwelijke en mannelijke gedetineerden van elkaar te scheiden en daarmee de orde en veiligheid in de inrichting te handhaven, anders dan door het plakken van donkere folie op de ramen van de betreffende zijde van de recreatieruimte. Dit standpunt acht de beroepscommissie niet onredelijk. De beroepscommissie acht voor dit oordeel de hierboven beschreven gebouwelijke situatie relevant, evenals het feit dat de directeur minder vergaande alternatieven – die niet volstaan – heeft onderzocht, het feit dat er natuurlijk daglicht binnenkomt via de andere (zon)kant van de recreatieruimte alsook het feit dat de ramen aan de zijde van de luchtplaats en de tuin niet volledig zijn beplakt, maar alleen voor zover nodig om het zicht op de vrouwen weg te nemen. 

Klaagster bracht gedurende het dagprogramma veel tijd door in de recreatieruimte. Het klopt dat de donkere folie daglicht wegneemt. Zeker in de wintermaanden is dit merkbaar. Desondanks heeft de directeur, naar het oordeel van de beroepscommissie en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in redelijkheid kunnen beslissen om de betreffende ramen in de recreatieruimte af te plakken met donkere folie. Deze beslissing is naar het oordeel van de beroepscommissie niet disproportioneel. Er is geen sprake van een vergelijkbare situatie met de door de raadsvrouw (in beklag) genoemde uitspraak/uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, in het kader waarvan een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens werd geconstateerd , omdat er in klaagsters geval voldoende natuurlijk daglicht binnenkwam in de recreatieruimte.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, voor zover in beroep aan de orde, en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag van de aan klaagster toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, en verklaart het beklag alsnog ongegrond.


Deze uitspraak is op 6 februari 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. F. Sieders, voorzitter, mr. dr. A. Pahladsingh en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven