Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/35856/GA, 15 maart 2024, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    23/35856/GA
    
            
Betreft    [klager]
Datum    15 maart 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)
 

1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen het niet opbergen van de (gekoelde) boodschappen van klager in de koelkast.

De beklagcommissie bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 28 augustus 2023 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,- (IJ-2023-278). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. M. Koers in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Aan klager had in zijn geheel geen tegemoetkoming toegekend moeten worden, omdat het personeel heeft geprobeerd de boodschappen in zijn koelkast te plaatsen. Echter zat de koelkast van klager vol en was dit niet mogelijk. Daarbij is er geen afschrift overgelegd op basis waarvan de tegemoetkoming van €25,- gebaseerd kan worden. 

Standpunt van klager
Klager verbleef in de strafcel en zodoende had het personeel zorg moeten dragen voor het in de koelkast zetten van de (gekoelde) boodschappen. Het kan klager niet worden tegengeworpen dat hij gedurende zijn tijd in de strafcel is overgeplaatst en daardoor een andere koelkast, met onvoldoende ruimte, kreeg toegewezen. Daarbij kan de directeur zelf de kosten van de boodschappen nagaan, omdat de directeur in het bezit is van deze gegevens. Klager kan deze gegevens niet inzien vanwege zijn overplaatsing naar een andere PI. Tot slot heeft de directeur de hoogte van het bedrag eerder niet betwist. 
 

3. De beoordeling
Het staat vast dat de directeur niet uitdrukkelijk heeft beslist dat klagers boodschappen niet in de koelkast geplaatst zouden worden. Er is in die zin geen sprake van een beslissing van de directeur waartegen beklag kan worden ingesteld op grond van artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw).

Het is ook niet zo dat de directeur – volgens klager – structureel en in belangrijke mate tekortschiet in zijn verzorgende taken. Het gaat om een losstaand probleem waarvoor klager een oplossing wil (namelijk: vergoeding van zijn bedorven boodschappen). Het is niet de bedoeling dat in zo’n geval meteen beklag wordt ingesteld. Het is immers “zinniger dat met het toezicht belaste medewerkers in staat worden gesteld op dergelijke klachten te reageren” (Kamerstukken II 1994/95, 24 263, nr. 3, p. 77). Als de gedetineerde het vervolgens niet eens is met de beslissing op zijn – interne – klacht, dan kan hij daartegen beklag instellen.

Het verzoek om een oplossing kan worden gedaan bij de directeur zelf of – wat in de praktijk meer voor de hand ligt – bij bijvoorbeeld het afdelingshoofd. In elk geval moet de gedetineerde een concreet verzoek doen en niet bijvoorbeeld alleen benoemen ‘dat er iets is misgegaan’. 

Vaak kan op het beklagformulier worden aangegeven of en met wie de gedetineerde het probleem heeft besproken. Uit het voorgaande volgt dat de beroepscommissie hier – meer dan voorheen – op zal letten, maar de gedetineerde kan ook op een andere manier duidelijk maken dat hij om een oplossing heeft gevraagd (vergelijk RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA).

Klager heeft in zijn beklagformulier van 20 maart 2023 aangekruist dat hij het niet eens is met de manier waarop de medewerkers zich naar hem hebben gedragen en hoe de zorgplicht naar hem toe is uitgevoerd. Klager heeft ook aangekruist dat hij het beklag heeft besproken met de mentor, afdelingshoofd of afdelingspersoneel en daarbij geschreven “geen reactie”.

Uit het klaagschrift en de overige stukken volgt niet dat en hoe klager precies heeft verzocht om een oplossing van het gestelde probleem, noch dat door (of namens) de directeur op een dergelijk verzoek een (afwijzende) beslissing is genomen. 

Nu niet is gebleken dat klager heeft verzocht om een oplossing van het gestelde probleem en het beklag dus ook niet is/kan zijn gericht tegen een beslissing op dit verzoek, moet klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover in beroep aan de orde en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag. De grondslag voor de aan klager toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.


Deze uitspraak is op 15 maart 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. dr. R.S.T. Gaarthuis en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. L. Veerkamp, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven