Nummer 23/33623/GA
Betreft [klager]
Datum 22 december 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de afwijzing op 6 februari 2023 van zijn verzoek om toegang tot en geprivilegieerd contact met mr. […], advocaat te Frankrijk.
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 25 april 2023 het beklag ongegrond verklaard (VU-2023-237). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klagers raadsman en, namens de directeur van de PI Vught, de landsadvocaat en een afdelingshoofd van de PI Vught gehoord op de digitale zitting van 3 november 2023.
Klager had eveneens digitaal aan de zitting kunnen deelnemen. Klagers raadsman heeft aangegeven dat hij daarvan geen gebruik wilde maken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Het weigeren van de (geprivilegieerde) toegang tot een gedetineerde kan alleen plaatsvinden in ‘‘zeer uitzonderlijke situaties’’ (RSJ 17 januari 2022, 21/21068/GA). Daarvan is in dit geval geen sprake. Het onderhavige feitencomplex is wezenlijk anders dan de feiten en omstandigheden in de genoemde uitspraak. Bij de vraag of geprivilegieerd contact mag worden geweigerd, dient de persoon van de advocaat centraal te staan. De directeur heeft hier het contact echter geweigerd vanwege de persoon van klager. De kwalificatie ‘zeer uitzonderlijke situatie’ verhoudt zich niet tot de algemene stelling van de directeur dat mr. […] mogelijk in contact staat of kan komen te staan met het netwerk van klager en dat klager mogelijk het vertrouwelijk advocaat-cliënt contact zal misbruiken voor voortgezet crimineel handelen.
Deze uitleg doet in de eerste plaats geen recht aan de professionele positie en reputatie van mr. […]. Zij is een zeer kundige, gerenommeerde en ervaren advocaat van onbesproken gedrag en is nooit onderwerp van (tuchtrechtelijk) onderzoek geweest. Van een familieband met klager is geen sprake. Er bestaan geen vermoedens, laat staan concrete aanwijzingen, dat zij haar geprivilegieerde positie zal misbruiken. Ook zijn er geen andere omstandigheden op grond waarvan inbreuk kan worden gemaakt op het fundamentele recht van de vrije advocaatkeuze, zoals onder meer is vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Klager verzoekt om mondelinge inlichtingen in te winnen bij mr. […]. Dit dient om tot een volledige en juiste feitenvaststelling te komen en om een beeld te vormen over en een beoordeling te maken van haar persoon (als advocaat). Zij is bereid om in persoon aanwezig te zijn bij de behandeling van het beroep.
De beslissing van de directeur reikt bovendien veel verder dan dit ene geval. Het werk van de advocaat in de Nederlandse rechtsstaat wordt door deze beslissing aangetast. Als hier al sprake is van een ‘zeer uitzonderlijke situatie’, dan wordt de lat voor het kunnen weigeren van contact met een advocaat enorm laag gelegd. Daardoor bestaat het gevaar dat dit contact (te) gemakkelijk kan worden geweigerd. Ten aanzien van iedere advocaat die klager bijstaat, of enig ander contact van klager, bestaat de mogelijkheid van misbruik van advocaat-cliënt contact, zoals het Gedetineerden Recherche en Informatiepunt (GRIP) dit suggereert. Voorkomen dient te worden dat in Nederland zonder concrete reden inbreuk kan worden gemaakt op het recht op vrije advocaatkeuze. De beklagcommissie gaat daarnaast voorbij aan de noodzakelijke, verplichte werkzaamheden van een advocaat om naast het voeren van gerechtelijke procedures voorafgaand aan (het stellen in) een gerechtelijke procedure overleg te hebben met een (potentiële) cliënt. Klager heeft belang bij vertrouwelijk overleg over zijn detentiepositie en bij advies over de vraag of zijn huidige detentieomstandigheden in overeenstemming zijn met het Europese recht en de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Van de advocaten die wél toegang hebben tot klager kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat zij functioneren als postbode tussen klager en mr. […]. Deze advocaten hebben eigen werkzaamheden en hebben niet de tijd om daarbovenop te dienen als schakel tussen mr. […] en klager. Bovendien zou een dergelijke rol – vanwege het vertrouwelijke karakter van het advocaat-cliënt contact – op gespannen voet staan met het tuchtrecht, de wet- en regelgeving waaraan een advocaat zich heeft te houden en de door het GRIP en de directeur beschreven (ongegronde) mogelijke kwetsbaarheid van mr. […]. De door de directeur geschetste situatie waarin een ‘geoorloofde’ advocaat een stuk aan klager moet overleggen dat niet alleen vertrouwelijk is, maar bovendien afkomstig is van mr. […] – dus van een geprivilegieerd contact dat de directeur heeft geweigerd – is merkwaardig en onbegrijpelijk. Mr. […] heeft aangegeven dat zij klager ongeveer één keer in de zes maanden zal bezoeken.
De GRIP-rapporten van 20 en 30 januari 2023 bevatten op verschillende onderdelen onjuistheden. Deze rapporten kunnen de afwijzing van het verzoek daarom niet rechtvaardigen. Ten tijde van – de beroepscommissie begrijpt – het telefoongesprek van 27 juli 2022 was mr. […] nog niet benaderd over de (mogelijke) bijstand van klager in Europees (detentie)rechtelijke procedures. Een eerste overleg tussen mr. […] en een medewerker van Weski Advocaten heeft pas plaatsgevonden op 23 september 2022. In de genoemde GRIP-rapporten worden verder valse suggesties gedaan over de zoon van klager en wordt een soort samenzwering gepresenteerd. Dat klagers zoon bij de totstandkoming van dit contact betrokken was, mist feitelijke grondslag. Klager wil een gespecialiseerde advocaat inschakelen voor het voeren van Europeesrechtelijke procedures – deze heeft hij nog niet – en daarover heeft hij overleg gepleegd. Dat zijn zoon de komst van een gespecialiseerde advocaat aanmoedigt, is dan niet zo vreemd. Er bestaat daarnaast geen link tussen een vrouw, in het GRIP-rapport van 20 januari 2023 aangeduid als ‘A’, en mr. […]. Dat de brief van deze vrouw samenvalt met het verzoek om mr. […] toe te voegen als advocaat van klager, is toeval. In het GRIP-rapport wordt in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een persoon gelinkt aan een vluchtauto, die niet bestaat.
Klager verzoekt om hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de GRIP-rapporten van 20 en 30 januari 2023. In het GRIP-rapport van 20 januari 2023 staat het volgende:
‘‘[…] In een brief die op 28 september 2022 is binnengekomen schrijft […], de zoon van [klager]: ‘‘Ik hoop dat de nieuwe advocaten snel bij jou op bezoek komen en hun ervoor kunnen zorgen dat je rechten gerespecteerd worden. […]’’ [De zoon van klager] heeft verder nadrukkelijk aan [klager] geschreven dat hij ([klager]) met deze Franse advocate zou kunnen skypen.
Naar het oordeel van het OM maakt bovenstaand complex van feiten in samenhang bezien dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [klager] zal proberen (opnieuw) misbruik te maken van vertrouwelijk advocaat-cliënt contact. […] Risico’s bestaan dat dit misbruik plaatsvindt onder grote druk van [klager] en/of onbedoeld. Uit het bovenstaande feitencomplex blijkt dat Me […] als advocate mogelijk in contact staat of kan komen te staan met het netwerk van [klager]. Verder is opvallend dat haar aanmelding op dezelfde dag plaatsvindt als ontvangst van de brief aan [klager] van persoon A die eveneens contact heeft met het netwerk van [klager] of daar onderdeel van uitmaakt. Verder is opmerkelijk dat zijn zoon […] die eerder via zijn neef advocaat mr. […] meerdere (ontoelaatbare) berichten van [klager] heeft laten overbrengen, de komst van Me […] nadrukkelijk toejuicht.’’
In het GRIP-rapport van 30 januari 2023 staat, kort samengevat, dat het OM telefonische en schriftelijke communicatie tussen klager en twee van zijn zoons (waaronder de in het GRIP-rapport van 20 januari 2023 genoemde oudste zoon) niet verantwoord acht. Uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2023 blijkt dat deze zoons een essentiële, uitvoerende en aansturende rol vervulden binnen de criminele organisatie van klager en dat klager in de communicatie met hen codewoorden gebruikte.
Naar aanleiding van deze rapporten kon het ongecontroleerde geprivilegieerde contact tussen klager en mr. […] worden geweigerd. Deze beslissing is niet lichtvaardig genomen. Het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming weegt zwaarder. De gronden waarop klager in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) is geplaatst, zijn hierbij mede redengevend geweest.
Mr. […] staat of kan in contact komen te staan met het netwerk van klager en het OM houdt er ernstig rekening mee dat klager misbruik zal maken van het geprivilegieerde advocatencontact. Dit heeft hij vaker geprobeerd en is hem ook in ieder geval bij twee advocaten (kennelijk) gelukt. Daarnaast heeft klager zijn zoon […] gevraagd om een advocaat te zoeken. Uit de brief van 28 september 2022 van klagers zoon en het verslag van een telefoongesprek van 27 juli 2022 volgt dat klagers zoon het contact met mr. […] aanmoedigt. Zijn zoon is inmiddels aangehouden in verband met het plegen van verschillende misdrijven. Zo volgt uit ontsleutelde berichten dat hij zocht naar mogelijkheden om met klager te communiceren en dat hij een essentiële en sturende rol heeft in de criminele organisatie van klager. De positie van zijn zoon kleurt de mededelingen die hij doet en bevestigen de zorgen van het OM en het GRIP. Dit is te meer relevant, aangezien het voor klager sinds mei 2022, vanwege het geldende toezicht, moeilijker is om via zijn reguliere contacten te communiceren met de buitenwereld. De mogelijkheid dat klager het geprivilegieerde contact met mr. […] misbruikt, dient dan ook niet op zichzelf te worden bezien. Het gaat ook om de persoon van klager en de bij hem meespelende context.
Het onbesproken gedrag en de reputatie van mr. […] maken het voorgaande niet anders. Als er wel iets op haar was aan te merken, dan was dit eens te meer reden geweest om haar de toegang tot klager te ontzeggen. De onderhavige beslissing is niet beperkt tot een bepaalde periode. Het is aan klager om (na drie maanden) een nieuw verzoek te doen. Artikel 6 van het EVRM mist hier toepassing, omdat van strafrechtelijke vervolging geen sprake is. Klager beschikt, tot slot, over meerdere advocaten. Zij kunnen de expertise van mr. […] inwinnen over Europeesrechtelijke kwesties. Dit zal ook de situatie zijn als de mede voor klager geldende wetgeving in werking treedt, waarbij de toegang tot het aantal advocaten is beperkt tot twee.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om mondelinge inlichtingen in te winnen bij mr. […]. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, omdat zij zich op basis van de stukken en wat ter zitting is besproken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
Achtergrond en context
Klager is gedetineerd in de EBI op verdenking van een groot aantal zeer ernstige strafbare feiten, waaronder – kort gezegd – het opdrachtgeven tot moord, poging tot moord en voorbereiding van moord, meermalen gepleegd, het leidinggeven aan een criminele organisatie die gericht was op het plegen van ernstige strafbare feiten, het leidinggeven aan een criminele organisatie die onder meer gericht was op de voorbereiding van ernstige strafbare feiten, de grootschalige internationale handel in verdovende middelen en witwassen. Er bestaan aanwijzingen dat klager een dodenlijst zou hanteren, waarop nog tientallen personen zouden staan.
Op al klagers communicatie met de buitenwereld, dat is: via post, telefonie en (regulier) bezoek, wordt toezicht gehouden. De beroepscommissie heeft meest recentelijk de beslissingen tot voortzetting van het toezicht op klagers telefonische contacten met personen in Nederland en met personen in het buitenland als redelijk beoordeeld (RSJ 22 december 2023, 22/33286/GA respectievelijk RSJ 22 december 2023, 22/33599/GA).
Het aantal rechtsbijstandverleners dat toegang heeft tot een gedetineerde in de EBI en met wie de gedetineerde geprivilegieerd contact kan hebben, is bij de huidige stand van de wetgeving niet beperkt. Dat geldt ook voor klager.
Relevant toetsingskader
De rechtsbijstandsverlener is op grond van artikel 37, eerste lid en onder j, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) een geprivilegieerd persoon en heeft op grond daarvan geprivilegieerde toegang tot de gedetineerde (zie artikel 37, eerste lid, van de Pbw voor de briefcorrespondentie, artikel 38, zevende lid, van de Pbw voor het bezoek en artikel 39, vierde lid, van de Pbw voor het telefonische contact).
Een rechtsbijstandverlener de toegang tot een gedetineerde ontzeggen, is een zeer zwaarwegende beslissing. In RSJ 17 januari 2022, 21/21068/GA heeft de beroepscommissie het volgende overwogen:
‘‘[…] De beroepscommissie stelt vast dat de Pbw de mogelijkheid voor de directeur om geprivilegieerde personen of instanties de toegang tot de gedetineerde te ontzeggen op zichzelf niet kent en/of biedt. Daartegenover staat dat als algemeen uitgangspunt van de Pbw heeft te gelden dat de directeur – bij wie op grond van artikel 3, derde lid, van de Pbw, het beheer van een inrichting of afdeling berust – verantwoordelijk is voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
[…] De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur uit hoofde van zijn verantwoordelijkheid voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (daaronder begrepen de veiligheid van ieder die in zijn inrichting uit welke hoofde dan ook aanwezig is) en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, bevoegd moet worden geacht om in (zeer uitzonderlijke) situaties waarin dit knelt met deze verantwoordelijkheid, geprivilegieerde personen of instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw de (geprivilegieerde) toegang tot een gedetineerde te ontzeggen.’’
In de genoemde uitspraak had de directeur het geprivilegieerde contact met de betreffende rechtsbijstandsverlener voor de duur van drie maanden geweigerd. Er waren, kort gezegd, concrete aanwijzingen dat de betreffende rechtsbijstandsverlener misbruik had gemaakt van het geprivilegieerde advocaat-cliënt contact met klager. De beroepscommissie overwoog verder:
‘‘Op die manier zou (ten onrechte) ongecontroleerd contact tussen mr. […] en [een (ander) destijds gedetineerd familielid dat op dat moment als verdachte was aangemerkt in het proces inzake de moord op de advocaat van de kroongetuige in het [proces], terwijl klager (een van) de hoofdverdachte(n) is in het [proces]] tot stand zijn gekomen. De deken van de orde van advocaten in Oost-Nederland is naar aanleiding van deze informatie een onderzoek naar mr. […] gestart, dat ten tijde van de bestreden beslissing nog niet was afgerond. Deze omstandigheid in combinatie met het feit dat klager in de EBI verbleef en verblijft, waar al zijn contacten met de buitenwereld – geprivilegieerde contacten uitgezonderd – worden gescreend en gecontroleerd, maakt dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om het geprivilegieerde (ongecontroleerde) contact tussen mr. […] en klager hangende het dekenonderzoek naar mr. […] niet toe te staan en zodoende om mr. […] gedurende die periode de toegang tot klager te ontzeggen.’’
Overwegingen van de beroepscommissie
De beroepscommissie benadrukt allereerst dat zij de beslissing van de directeur in beginsel beoordeelt aan de hand van de feiten en omstandigheden die ten tijde van deze beslissing – dus op 6 februari 2023 – aanwezig waren. Nadien hebben zich nieuwe ontwikkelingen voorgedaan rondom de persoon van klager (bijvoorbeeld zoals weergegeven in het door de directeur ingebrachte GRIP-rapport van 12 juni 2023). Deze ontwikkelingen zal de beroepscommissie niet bij de beoordeling betrekken, omdat er geen reden is om van voornoemd uitgangspunt af te wijken.
Voor de beroepscommissie staat de achtergrond waartegen de onderhavige beslissing van de directeur zich afspeelt, daaronder begrepen de ernst van de verdenkingen aan het adres van klager en de risico’s die uitgaan van de persoon van klager, niet ter discussie. Dat de directeur de communicatie van klager met de buitenwereld strikt monitort, is een gegeven. Dat klager er in het verleden in is geslaagd om deze beperkingen te omzeilen en ongeoorloofd met de buitenwereld te communiceren ook. De beroepscommissie heeft kennisgenomen van de GRIP-rapporten van 20 en 30 januari 2023 en het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2023, waarop de directeur zijn beslissing baseert. Uit dat vonnis blijkt dat klager in het verleden ook misbruik heeft gemaakt van geprivilegieerd advocaat-cliënt contact. In het licht van dit alles, is het voorstelbaar en niet onredelijk dat de directeur de conclusie van het OM onderschrijft, in de zin dat er rekening mee moet worden gehouden dat klager (opnieuw) zal proberen misbruik te maken van het vertrouwelijk advocaat-cliënt contact om met de buitenwereld te communiceren.
Desondanks is de beroepscommissie van oordeel dat – mede gelet op achtergrond, context en relevant toetsingskader – de directeur zijn beslissing om op voorhand en voor onbepaalde tijd de door klager verzochte toegang tot en het geprivilegieerde contact met mr. […] te weigeren onvoldoende heeft gemotiveerd. De beroepscommissie overweegt hiertoe dat op grond van de beschikbare informatie onvoldoende aannemelijk is geworden dat het door de directeur benoemde risico van misbruik in het geval van mr. […] zich zal verwezenlijken, in die zin dat mr. […], een advocaat van onbesproken gedrag, (bedoeld dan wel onbedoeld) zal gaan fungeren als klagers ongeoorloofd communicatiekanaal met de buitenwereld, waardoor hij zijn gestelde crimineel handelen kan voortzetten.
Dat de directeur onder verwijzing naar de GRIP-rapporten van 20 en 30 januari 2023 stelt dat mr. […] – in haar hoedanigheid van advocaat – mogelijk in contact staat of kan komen te staan met het netwerk van klager acht de beroepscommissie in dit verband en met de gegeven toelichting onvoldoende. De omstandigheid dat een advocaat mogelijk in contact staat of kan komen te staan met het netwerk van klager, waarvan volgens de directeur ook familieleden van klager deel uitmaken, is een omstandigheid die immers op zichzelf geldt voor elke advocaat en houdt daarom geen onderscheidend criterium in om het geprivilegieerde contact met déze advocaat te weigeren. Bovendien volgt daaruit niet dat en waarom aannemelijk is dat deze advocaat onderdeel zal gaan uitmaken van de criminele organisatie waar klager volgens de directeur deel van uitmaakt en/of daaraan een bijdrage zal gaan leveren. Dat de oudste zoon van klager de komst van deze advocaat zou hebben geïnitieerd of daarover opvallend opgetogen zou zijn geweest, omdat – zo veronderstelt de directeur – dit een nieuwe mogelijkheid zou vormen om ongeoorloofd en ongecontroleerd met klager te communiceren en crimineel handelen voort te zetten, is niet concreet geworden. De brief van 28 september 2022 en het verslag van het telefoongesprek van 27 juli 2022 bieden daarvoor zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende aanknopingspunten. Dat klager mr. […] onder grote druk zal zetten om via haar heimelijk met de buitenwereld te communiceren en zij niet tegen die druk bestand zal zijn of dat zij onbedoeld zal bijdragen aan communicatie van klager met de buitenwereld, heeft de directeur evenmin voldoende concreet gemaakt.
In de beschikbare informatie vanuit het GRIP, ook als het daarin weergeven feitencomplex daarmee in samenhang wordt bezien, bevinden zich dan ook onvoldoende concrete aanknopingspunten op grond waarvan de directeur op 6 februari 2023 redelijkerwijs met de door hem gegeven motivering de conclusie kon trekken dat het geprivilegieerde contact tussen klager en mr. […] – reeds bij voorbaat en voor onbepaalde duur – knelt met de genoemde verantwoordelijkheid van de directeur voor de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Onderhavige situatie is daarmee anders dan de situatie waarover de beroepscommissie in RSJ 17 januari 2022, 21/21068/GA heeft geoordeeld (zie hierboven), omdat er in die situatie wél concrete aanwijzingen waren dat de betreffende rechtsbijstandsverlener misbruik had gemaakt van het geprivilegieerde advocaat-cliënt contact met klager en de directeur toen heeft beslist om het geprivilegieerde contact met de betreffende rechtsbijstandsverlener voor een bepaalde tijd te weigeren.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
De beroepscommissie zal ook de beslissing van de directeur vernietigen en de directeur opdragen om een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van zes weken na ontvangst daarvan. Voor het toekennen van een tegemoetkoming ziet de beroepscommissie geen aanleiding.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van zes weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.
Deze uitspraak is op 22 december 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. R. Raat, voorzitter, drs. G.F.M. Bakx en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door de secretaris.
voorzitter